302 goede en in het geloof aan het heilige, en het rijp maakt om straks met een open oog en een warme liefde voor het geen waarachtig menschelijk is de groote wereld in te gaan. Hoe denken wij, Dickensianen, op de drempel van 1966 over een Kinder-Diekens? Graag zullen wij uw mening in een vol gend nummer weergeven. C.W. Verscheidene malen had hij in zijn club hierop al ge zinspeeld, in verhand met kleine grapjes, waarvan oude Joe of Joey, of J. of Joh. Bagstock steeds het onderwerp waswant het was als het ware het bolwerk der geestig heden van de majoor, zo familiaar mogelijk met zijn eigen naam om te springen. ,,Joey B. meneer", placht de majoor te zeggen, zwaaiend met zijn rotting, is een dozijn van uw soort waard. „Maar Joe zult u niet vangen, mejuffrouw!" zei de majoor, „hij is taai, juffrouw, J.B. is taai. Taai en ver duiveld slim!" en over deze bespiegeling bleef hij de hele dag grinniken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1965 | | pagina 26