320 Buiten het hek, dat de speelplaats afsluit van het gewo ne dagelijkse leven, zagen wij Little Nell, die nu niet meer zo little was, in gezelschap van een persoon, die geens zins voor haar grootvader kon worden gehouden. Na deze schilderachtige taferelen enige tijd gadegeslagen te hebben, begaven wij ons naar Mark Tapley, die zijn her berg „de Tappende Tapley" (voorheen „Blauwe Draak") had laten verhuizen naar lokaal twee, aan welk perceel wij al van verre een uithangbord zagen bengelen, met - tot onze grote verbazing - als opschrift? „In de Jolige J...." Als heren vermomde schurken Een lange wandeling door de schoolgebouwen deed onze ken nismaking hernieuwen met Ralph Nickleby, de oude Scrooge, Wackford Squeers en Paul Dombey, benevens een aanzienlijk aantal als heren vermomde schurken en andere symphatieke Diekens-figuren. Uitgeput stapten wij „De lederen Pies" binnen, de herberg, die eens de Pickwickianen onderdak verschafte na hun wandeling van Rochester naar Cobham en die zich nu, na geruime tijd in de laatstgenoemde plaats gelegen te hebben, van lokaal tien had meester gemaakt. Hier was het, dat de heer Charles Dickens af scheid van ons nemen moest en in brede Victoriaanse trant een af scheidsrede hield, waarin hij Onze Wederzijdse Vrienden (de Bonaventurianen) op het hart drukte, in weerwil van de Moeilijke Tjden, Grote Verwachtingen van de toekomst te hebben. Wakker worden. Dickens reisde terug naar Londen, de plaats, waar wij om streeks dezelfde tijd in het aldaar gelegen Dickens House ontwaakten. Uit mijn verhalenbundel „PLONS" Peter van Zonneveld van lokaal tien had meester gemaakt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1967 | | pagina 20