- 13 - VII Het beeld van de romantische held dat uit deze werken van Byron spreekt, is moeilijk te scheiden van het beeld dat Byron's tijdge noten van hemzelf hadden. Zegt Walter Scott niet van hem: "Lord Byron has Child Harolded himself and outlawed himself into too great a resemblance with the pictures of his imagination"? (16). Het is daarom zinvol zowel de door Byron beschreven romantische held als het beeld dat de tijdgenoten van Byron zelf hadden te be spreken. Ter inleiding een persoonlijke ervaring. In 1967 bezocht ik met enkele vrienden Hucknall Torkard Church, het kerkje bij Newstead Abbey, waarin Byron ligt begraven. Het was in de namiddag; het kleine Normandische kerkje was reeds in het schemerduister gehuldIn het open veld hadden wij enige glazen hoek sodawater genoten, Byron's favoriete drank, maar daaraan was hetgeen voor viel niet te wijten. Staande voor de plaquette aan de muur, waarop het gelaat van de dichter, door minstens twee van zijn tijdgenoten, Polidori zijn lijfarts en Caroline Lamb, zijn waanzinnige reeds bij zijn leven als een vampier, een ondode afgeschilderd, voelde ik plotseling een kille hand op mijn schouder. Een bijpassende kraken de stem sprak de woorden: "I have seen Byron and Oh', he was so beautifull Het was de koster van het kerkje. Ten overvloede moge ik vermelden, dat in 1967 Byron reeds 113 jaar geleden, aan een verkoudheid, opgelopen tijdens de Griekse bevrijdingsoorlog was gestorven. Zo'n ervaring geeft te denken. Wie vertrouwd is met The Picture of Dorian Gray van Oscar Wilde zal ook het zijne denken van het verslag van de lijkschouwing na Byron's dood. Hij stierf op zesendertig jarige leeftijd. Toen na zijn overlijden zijn lichaam werd gebalsemd, t bleek dat zijn hersenen totaal verweekt waren en zijn hart tekenen van een vérgaande verkalking vertoondeversteend was zouden wij als leken zeggen. De toestand waarin hart en hersenen verkeerden, schrijft Barrès was die van een oude man (17). Zijn uiterlijke ver schijning had daar, mogen wij zijn tijdgenoten én onze tijdgenoot, de koster van het kerje, geloven, niet in het minst onder geleden. De koster had Byron in 1937 nog gezien, bij de opening van het familiegraf waar toen de elfde lord Byron in werd bijgezet. Aan de onheilspellende indruk die door dit alles wellicht is gewekt, zijn ook zijn tijdgenoten niet ontkomen. Ik noemde Byron's lijfarts, John William Polidori, en Caroline Lamb, Polidori laat in 1819 -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1976 | | pagina 16