Men zie bijvoorbeeld wat op bladzijde 7 wordt gezegd "En door een
uiterst tactische zet, zorgt hij (bomans) ervoor dat het Spectrum
hem benadert om zijn Erik te mogen uitgeven.". Welke die tactische
zet is blijft helaas in het duister.
Het tweede hoofdstuk behandelt de belangstelling voor Dickens in ons
land, aan de hand van over Dickens gepubliceerde boeken en artikelen.
En passant wordt in dit hoofdstuk een interessante oplossing voor het
zogenaamde Beets-probleem gegeven. Zoals bekend haalt Beets na zijn
Camera Obscura, dat hij al op tamelijk jeugdige leeftijd publiceerde
niet meer het niveau van zijn jeugdwerk. Volgens Soetaert is de ver
klaring daarvoor mede hierin gelegen, dat Beets in zijn Camera
Obscura zijn inspiratie voor een deel ontleende aan anderen; Dickens
wordt hierbij met name als bron genoemd. Aangezien van "navolging"
gemakkelijker is af te stappen, dan van een geheel eigen creativiteit,
zou daarin wel eens de verklaring kunnen liggen voor het "homo unius
libri" probleem van Beets.
Soetaert vermeldt verder de invloed die Dickens zou hebben gehad op
Haverschmidts Familie en Kennissen overigens in navolging van wat
Van Gilse in zijn boek De figuur van Francois Haverschmidt daarover
heeft opgemerkt. Boeiend, is de vermelding van een passage uit een
preek van Haverschmidt (Soetaert, blz. 17) waarin deze van zijn lief
de voor Dickens blijk geeft. Ik neem de geciteerde passage hier over:
aan den ronden lach om de dwaasheden der wereld paart hij
(Dickens) telkens die fijnere scherts die ons tot tranen toe roert,
tranen van medelijden, tranen ook van bewondering, liefde en geest
drift voor wat er schoons en edels, vaak onder grillige en gebrek
kige vormen gevonden wordt in de kinderen van ons geslacht. Het is
hierom vooral, dat ik Dickens' boeken zo door en door godsdienstig
acht (preek van 1077).
In het derde hoofdstuk, getiteld Bomans over Dickens wordt Bomans'
liefde voor Dickens verklaard aan de hand van een viertal factoren;
Bomans' voorkeur voor de wijze waarop een verhaal wordt verteld,
meer nog dan voor wat er aan gebeurtenissen wordt verhaald, Bomans'
hang naar gezelligheid of liever"knusheid"Bornansgave tot ver
wondering over dingen die ieder vanzelfsprekend vindt en tenslotte
Bomans' rol als "entertainer". Deze factoren zijn bij Dickens
gelijkelijk aanwezig. Basis voor dit hoofdstuk zijn de opmerkingen
die Chesterton in zijn boek over Dickens maakt. Soetaert toont aan
de hand van citaten aan, dat Bomans' visie op Dickens voor een
groot deel is bepaald door die van Chesterton.
In het vierde hoofdstuk worden lovende opmerkingen gemaakt over
Bomans's vertaling van de Pickwick Papers.
- 54 -