- 64 -
Ary Scheffer was getrouwd met een Engelse, en had zodoende ook veel Engelse
connecties. Hij was het die Dickens begon te introduceren bij de élite van
Parijs en deze kennismakingen rolden als een sneeuwbal voort.
Van het begin af aan verlangde Scheffer er natuurlijk naar, Dickens te mogen
portretterenen hij kreeg zijn zin.
Het poseren begon in november en ging gepaard met evenveel plezier als verveling.
Dickens schrijft erover aan Forster:
"Scheffer is a fine and noble FELLOW. Ik geniet van zijn gezelschap en ik ont
moet allerlei mensen in zijn huis, maar je hebt geen flauw idee hoe vervelend
en ongemakkelijk ik dat eindeloze zitten-in-ëén-houding vind. Stel je voor:
met "Little Dorrit" in mijn hoofd en de Kerstdrukte voor de deur. Het toppunt
is dat ik niet de minste gelijkenis bespeur, noch in zijn werk noch in dat van
zijn broer Heni: ze ploeteren allebei tegelijk aan mij".
Dickens moest poseren met het hoofd gewend naar rechts en de handen links ge
vouwen, zodat hij onmogelijk kon schrijven. Maar Scheffer zorgde wel voor af
wisseling. Op een dag organiseerde hij in zijn grote studio een speciale ont
vangst van wel zestig mensen, waaronder veel Fransen("die zeiden dat ze Engels
spraken, maar ik geloof er niks van", schrijft "Dickens) voor wie de schrijver
op verzoek zijn "Cricket on the Hearth" voorlas.
Tijdens een diner samen met de Scheffers, bij andere kunstenaars, heeft Dickens
George Sand ontmoet, de feministische schrijfster, befaamd om haar liaison met
de Musset en Chopin. Dickens beschrijft haar:
"Ik had me haar heel anders voorgesteld Ze ziet er uit als een vrouw die de
maandelijkse verpleegster van de Koningin zou kunnen zijn. Net een mollige
donkere directrice met zwarte ogen. Ze heeft niets van een blauwkous, behalve
een afdoend maniertje om andermans meningen met de hare in overeenstemming
te brengen. Ik neem aan, dat ze dit op het platteland heeft geleerd en door
altijd te domineren in kleine kring".
Inmiddels ging het poseren door: twee of driemaal in de week. In januari
schrijft Dickens: "Het einde is nabij, het nachtmerrieportret is bijna klaar.
Scheffer heeft beloofd dat hij het tijdens een onafgebroken sessie volgende
zaterdag zal afmaken. Het is prachtig geschilderd: "a fine spirited head" maar
het lijkt helemaal niet op mij Als ik het zou tegenkomen op een tentoon
stelling, zou ik niet geloven dat ik dat was".
Veertien dagen later vind de eindeloze zitting plaats. Dickens klaagt steen
en been tegen Forster"Denk je mij even in: urenlang poserend voor Scheffer,
met hoofdstuk vijf in hoofd en handen. In dit stadium van een verhaal is zoiets
onvoorstel baar deprimerend"