- 17 - "Eigen Haard", 20 januari 1912, bij gelegenheid van de honderdste ver jaring van de geboortedag van Dickens: "Meer dan met eenig ander volk zijn wij met het Engelsche van éénen bloede, en wij hebben met alle mogelijke edities van Dickens met en zonder illustraties in handen, ons thuis gevoeld in zijne schetsen en romans. Er zijn mannen en vrouwen, die zich herinneren hoe in het ouderlijke huis des Zondagsavonds uit Dickens werd voorgelezen, die de gewoonte niet hebben laten varen en die een kleine verzameling oude uitgaven van Dickens' werken in waarde houden". Ook werd Dickens als persoon aan jeugdige lezers ten voorbeeld ge steld. In 1862 verscheen de tweede serie van "Merkwaardige Mannen, schetsen voor jongens", door S.J. van den Bergh (1864-1952). Tussen een hoofdstuk over een boekverkoper William Hutton, en een ander over Wolfgang Amadeus Mozart, staat dat over Charles Dickens: "De procureurs-klerk en wereldberoemde schrijver, de toovenaar die Sam Weller, Saartje GampMarcus Tapley en Tom Finch uit het niet heeft opgeroepen, Charles Dickens, een naam die alles be halve aristocratisch of voornaam klinkt, ja integendeel iets plebeisch bezit voor het oor. En toch welke naam is in geheel Engeland, neen, over de gansche oppervlakte der aarde, meer ge kend en geliefd? Zijne boeken, en gezegend zij daarom die naam, zijn altijd de vevoorderaars geweest van het goede. Het dienen van den tijd, het opwekken van het lage en zinnelijke, het be vorderen van het ziekelijke en onzedelijke, is nooit zijn werk geweest. Hij heeft geschreven om te vermaken, maar wanneer hij vermaakt heeft hij nooit nagelaten te onderrigten, Hij heeft ons dikwijls tot tranen geroerd, maar wij zijn er altoos beter en sterker door geworden... En zijn wij hem geen dankbare genegen heid verschuldigd voor de genotvolle uren, doorgebragt met den kleine Dombey, en den edelaardigen David Copperfield, voor de prettige avonden in Het Verlaten Huis, voor het onderrigt en de uitspanning in Zware Tijden"? Een hele generatie groeide in de tweede helft van de vorige eeuw op met het werk van Dickens op hun boekenplankje. In "De Kleine Repu bliek" (1889) waarin Lodewijk van Deyssel (1864-1952) verslag doet van zijn kostschooltijd, staat in hoofdstuk XVII de volgende passage: "Willem was de heele Paaschvacancie in Amsterdam, weinig met zijn vriendjes en weinig uitgaand, maar al-door lezend op z'n kamer tje. Hij wou nu alleen boeken lezen zoo as Peregrin, de boeken van Aimard bij voorbeeld, dat was ook wel van negers en rood huiden, maar daar kwam toch ook van liefde-n-in en dat was de hoofdzaak; de boeken van Dickens, Nelly, De Wonderdokter, die waren ook mooi om te lezen, maar vooral De Lantaarnopsteker, dat was een prachtig boek. Daar kwam in van 'n arm meisje, daar dan naderhand rijke heeren op verliefd werden, toen ze twintig jaar was..."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1987 | | pagina 19