- 37 - oud en nog geen vijf voet lang. Hij is in alles matig, maakt een be daarde indruk, en behoort tot die gelukkigen die verwonderlijk weinig hartstochten te bestrijden hebben, en die een gemakkelijk niets-doen tot de aangenaamste bezigheden rekenen. Hij dorst even weinig naar genot als naar kennis. Dan is er Eduard Torteltak, een jongeling van 23 jaar, schoon van aan gezicht en bevallig van statuur, aardig in gezelschap, maar zich ter dege daarvan bewust. Hij gaat ook op reis mee om het effect van zijn persoon op buitenlandse meisjes te observeren. Hij doet dat in de wetenschap dat zijn reisgezellen allen minder mooie jongens zijn, en zich met minder smaak kleden dan hij Even oud als Torteltak is August Holstaff, maar dat is dan ook de enige gelijkenis. Want Holstaff is een gedrongen persoontje, dat op zijn gelaat de blijvende sporen vertoont van de doorgemaakte water pokken. Hij heeft het ook niet erg met zichzelf op, trouwens met niemand die een gelukkige indruk maakt, wel met degene die ongelukkig is en wiens smart een poëtische signatuur draagt. Hij wordt beschreven als iemand die niet de zon, maar de maan verheerlijkt, niet de bloeiende roos, maar de afgevallen bladeren, niet het fraaie monument, maar de trieste ruïne, niet een fris mooi meisje, maar een sukkelende, wegkwijnende, teringachtige schoonheid. Hij heeft lang, geelblond sluik haar en is nooit naar de laatste mode gekleed. Met Joachim is Jan Veervlug de oudste van het gezelschap. Hij is een opgewonden, vurig man, een bewonderaar van al wat groot en edel is, verrukt over de schoonheid van de natuur, een groots genieter, niet gevoelig voor het detail, altijd op zoek naar het nieuwe, een slecht luisteraar, een veel-lezer, dwepend met krachtige dichterlijke taal, maar ook sprekend met hoogdravende, ondichterlijke bombast. De vijfde man in het gezelschap is Dionysius de Morder, een wan trouwend en ontevreden persoon, die een weinig scheel ziet. Bij voor baat is hij teleurgesteld, vooral als het goed gaat. Hij beschouwt zichzelf als een rampzalige speelbal van het balsturig noodlot. Smarten en rampen noemt hij zijn privaat erfdeel, en hij gaat mee op reis ondanks zijn stellige verwachting dat allerlei rampen zijn deel zullen worden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1987 | | pagina 39