- 46 -
door een religieus fanatisme, vooral in de tijd die hij in de Borinage
doorgebracht
Het is niet de humor die Van Gogh in Dickens aanspreekt, maar de
sociale bewogenheid, en de invalshoek die naar Van Gogh's mening
sommige Dickensteksten geven naar een religieus beleven.
Eén van de eerste verwijzingen naar Dickens staat in een brief uit
1877 geschreven in Amsterdam, op een moment dat Van Gogh pogingen
deed toegelaten te worden tot een theologische opleiding:
"Heb daarna ontbeten met een stuk droog brood en een glas bier,
dat is het middel dat Dickens aanraadt aan hen die op het
punt zijn van zelfmoord te begaan, als zijnde zeer geschikt om
hen althans voor enigen tijd van dat voornemen te doen afzien".
Blijkbaar kende Van Gogh ook de heer Pickwick. Overigens zijn de
meeste verwijzingen naar Dickens te vinden in de eerste twee delen van
de brieven, in zijn Franse tijd is Van Gogh Dickens vergeten, zeker
de raadgeving van Pickwick.
Van de boeken die Van Gogh vermeldt, vaak bij herhaling, kunnen worden
genoemd: "A Tale of two cities", "A Child's History of England", "Les
Temps difficiles", "Edwin Drood", "Little Dorrit", terwijl hij ook be
kend was met Forster's "Life of Dickens".
Eén van Van Gogh's laatste ontboezemingen in dit verband in zijn
brieven aan broer Theo is opmerkelijk: "Ik heb dikwijls om ver
schillende redenen het land gehad in Engeland, maar dat, de Black
White en Dickens zijn zaken die alles goed maken!"
Lodewijk van Deyssel werd in voorgaande pagina's driemaal geciteerd.
De eerste keer toen hij verslag deed van zijn kostschooltijd in "De
Kleine Republiek" en de boeken-lees-woede van Willem tijdens de Paas-
vacantie beschreef, de tweede keer naar aanleiding van Van Deyssel's
essay "Dickens' David Copperfield"en de derde keer naar aanleiding
van de studie van Gerard Brom "De dominéé in onze literatuur" waarin
de passage van de vergelijking van Beets en Dickens, en de zinsnede
"Dickens door van Deyssel te kwader ure soep genoemd".