- 47 - Gerard Brom suggereert als het ware dat Dickens in de ogen van Van Deyssel "niet veel soeps" is. Maar de letterlijke tekst, een aan tekening van 22 maart 1899 en te vinden op pagina 36 van de "Zesde Bundel Verzamelde Opstellen" (1901) luidt: "Dickens behoort tot de auteurs, die een massa hebben geschreven en op enkele, weinige, plaatsen iets moois of fijns hebben. Het begin van "David Copperfield" is vol fijne gevoeligheid. Ook in "Our Mutual Friend" is fijn gevoel (de verhouding en het gedrag van die ouden heer tot Dame Durden) Maar het ligt meest ver dronken in een vreeselijke soep". Overigens bevat dit citaat van Van Deyssel een onjuistheid. "Dame Durden" is één van de bijnamen van Esther Summerson, de onwettige dochter van Lady Dedlock en Captain Hawdon. Zij wordt de huishoudster van "die oude heer" John Jarndyce die met haar wil trouwen. Deze figuren komen niet voor in "Our Mutual Friend" maar in "Bleak House". In het nagelaten werk van Van Deyssel zijn legio plaatsen te vinden die er op wijzen dat hij het werk van Dickens kende, las en herlas. Een goede vriendin van Van Deyssel was Jacqueline Royaards-Sandberg In een brief van 27 augustus 1896, opgenomen in "Ik heb je zoveel te vertellen" met brieven van en aan o.a. Lodewijk van Deyssel, schrijft mevrouw Royaards hem: "De boeken van Dickens die ik je nog aan kan raden zijn DOMBEY AND SON en GROOTE VERWACHTINGEN. MAARTEN CHUZZLEWIT en LONDEN EN PARIJS heb ik in eigendom dus die kan ik je als je dat wilt sturen". Jacqueline Sandberg (1876-1976) was in 1903 gehuwd met Willem Royaards (1867-1929), één van de groten uit de Nederlandse toneelwereld. In 1927, vlak voor een voorstelling op het paleis bij de Koningin kreeg Royaards een hartaanval, het einde van zijn grote loopbaan. Jacqueline werd teruggeroepen uit Groningen waar zij een voorstelling had. In "Herinneringen" beschrijft ze het ziekbed van haar man die thuis werd verpleegd "Alles draaide om de zieke. Het was haast gezellig - Willem altijd thuis, de jongens, de poes - als de zorg er niet telkens haar domper op gedrukt had. Uit die tijd stammen de prachtige por tretten van hem. Hans was, als hij thuis kwam van de academie, kostelijk gezelschap voor hem. Ik las voor. We begonnen met Dickens, maar dat volbracht ik niet, omdat ik er zo om moest huilen. De sprookjes van Andersen waren rustiger voor mijn ge schokte zenuwen, want ik huilde niet alleen om Dickens maar om alles. Zo ging het eerste jaar van zijn ziekte voorbij".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1987 | | pagina 49