loos overlijden te Parijs in 1884, maar overigens viel er uit de Residentie niet na ders of aanmoedigends te berichten, want de man was destijds in een groot schan daal verwikkeld geraakt: het dramatisch conflict van zijn aangenomen zoon met A. Poesjkin. Overigens bestond er geen grond om over de zonderlinge adoptie zelf van de jonge baron G.C. d'Anthès ongun stige veronderstellingen voor gerechtvaar digd te houden. Dergelijke veronderstel lingen vormden nochtans een onderdeel van het Poesjkin-"schandaal". Wellicht zou Mr. Hoffet van het maandblad Notre Europe en van het pas verschenen boek Psychologie de l'Alsace ons te Straatsburg nader kunnen inlichten over de betrek kingen tussen Van Heeckeren en de Elzas. Als dat - blijkbaar opgeblazen - schandaal van het duel met Poesjkin meer dan een eeuw later nog tot terughoudende onver schilligheid noopt, niettegenstaande de thans vergeten staatsman bij zijn koning nooit in ongenade viel, zelfs hoger steeg op de ladder van de diplomatieke waar digheden, moet er dan niet wat anders achter de haagse reserve schuilen? Nawerkende invloed van het misprijzen en de verdenking door Sir Henry Cromwell Disbrow vertolkt? Het zal des tijds ook wel heel erg zijn geweest, een af stammeling van de Vader des Vaderlands "Rooms" te zien worden. Erg genoeg in ie der geval, om de onverlaat weg te zuive ren uit de annalen van de vaderlandse historie. Bij Mr. Hoffet vonden wij een gewillig oor voor de brokstukken van de mogelijke Van Heeckeren-roman. "Trés intéres sant", zei hij, "maar ik kan U niet wijzer maken. Wendt U eens tot mijn vriend Fichet, die redacteur is van Saisons d'Alsace. Ook deze vond het trio Van Heeckeren- d'Anthès-Poesjkin "trés intéressant", her innerde zich bovendien enig verhaal daar over in de Figaro Littéraire van zekere tijd terug, maar eindigde ook met de wenk bij een van zijn vrienden, de schrij ver Heinz, te rade te gaan. Op zijn beurt luisterde deze collega in de journalistiek geduldig naar onze "interes sante" uiteenzetting, die onder de hand als een gramofoonplaat begon te draaien, en deed tenslotte zijn ouderwetse volle baard eer aan, door even diepzinnig als moeizaam te verklaren, dat wij in Colmar, de geboorteplaats van G.C. d'Anthès, be ter terecht zouden kunnen dat Straatsburg. Wie zou hebben verwacht dat de Elzas zó uitgestrekt is en de inheemse familie d'Anthès zo weinig bekend? Misschien hadden wij het verkeerd aan boord gelegd en stootten wij, ondanks de democratische broederlijkheid van alle geestelijke ge zindten in de arcopaag van het Europa- Huis en ondanks de regionalistische soli dariteit van de Elzassers, tegen een zelfde gevoel van protestantse onverschilligheid over een Rooms geworden spruit uit de stam der Nassauers. Maar neen, l'abbé Fillatreau van L'Alsacien bood evenmin uitkomst. Natuurlijk toonde hij zich helemaal niet onverschillig voor een zo gedistingeerde bekering als die van de Nederlandse di plomaat en niet enkel met genoegen, doch con amore zou hij uitstijgen op inlichtin gen in de wetenschappelijke kringen van het bisdom. Het kon immers geen geheim zijn, waar het landgoed van een aanzien lijk Nederlands staatsman, geparenteerd bovendien aan de familie d'Anthès, ergens in de Elzas had gelegen en, naar alle waarschijnlijkheid, thans nog gedeelte lijk, zo niet geheel, moest zijn terug te vinden. Een week lang stapten wij dagelijks met goede moed op de kleine donkere gestalte met vinnige blauwe ogen af, maar onver- 12

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1991 | | pagina 13