16 doet ook denken aan stevige Roomsheid bij Van Heeckeren Senior, die hem adop teerde. Maar geen woord nieuws intussen over de oude beer, noch over diens Elzasser landgoed! "Baron Van Heeckeren d'Anthès werd dus begraven te Sulz of Soultz. Waar ligt dat?" "Er zijn twee gemeenten in de Elzas, die Soultz heten", plaagde ons de onaandoen lijke archivaris. "Het ene op een veertigtal kilometers Z.O van Colmar, maar een an der helemaal in het Noorden van de Elzas." Voor die laatste zouden wij, om te beginnen, eerst terug naar Straatsburg moeten reizen. Voor Pickwick zou een dergelijke retour zending geen bezwaar hebben meege bracht; hij had toch niets anders te doen dan van de ene tijdpassering in de andere te verzeilen. Maar voor ons ontbrak de mogelijkheid om de vereiste bestaansmid delen en reiskosten uit de fantasie van Dickens te putten. Gelukkig zou, waar de archief-weten- schap ons in de steek liet, hulp opdagen uit de moderne techniek. Als door een plotselinge ingeving boven het peil van zijn academische geleerdheid uitstijgend, stond Dr. Schreiber op en greep naar het telefoonboek van Colmar en omgeving. Onder de nummers van de gemeente Soultz, Haut-Rhin, vond hij er één ten na me van barones Van Heeckeren d'Anthès. "Het ziet er naar uit", zei hij, "dat u in de buurt zult kunnen slagen." "Ziet u wel", grinnikte Xavier Mappus, toen wij hem verslag uitbrachten, "dat ons archief prachtig is gedocumenteerd. Ik ga dadelijk Soultz opbellen en vragen of de barones u ontvangen kan." De op het kasteel te Soultz woonachtige familie bleek evenwel afwezig en zou niet vóór Kerstmis terugkeren uit Parijs. "Geen nood", zei Monsieur Mappus, "de pastoor-deken van Soultz is een vriend van me. Die is zeker van alles op de hoog te. Ik geef u een introductie mee en Hailali, mijn chauffeur, rijdt u deze na middag nog naar Soultz." Zo gezegd, zo gedaan; en verrijkt met het beminnelijk gezelschap van Marie Odile Mappus, de jongste dochter van onze vriend, togen wij ter pastorie in het grijze stadje, dat aan de voet der Vogezen in winterslaap gedommeld scheen. "Mijnheer de deken", begonnen wij tot zijn hoogeerwaarde, toen hij bereidvaar dig was gaan zitten voor het onverwachte bezoek van een journalist uit Nederland, "wij komen uw assistentie inroepen, om het een eeuw oude schandaal van baron Van Heeckeren uit de wereld te helpen..." Pickwick zelf had geen grotere consterna tie kunnen verwekken. "Wat", protesteerde de rochtverende de ken, "hoe kunt u daarvoor bij mij komen? Iedere week ben ik op het kasteel te gast. Hoe zou ik met u over een schandaal in de familie d'Anthès willen spreken?" Dankzij de olie, welke de glimlach van Marie Odile over de golven van deze dia loog wist te spreiden, kregen wij de gele genheid om ons exordium te verklaren en aannemelijk te maken. "In de ogen van Hollandse protestanten, wier wereld een eeuw geleden boordevol vooroordelen tegen Rome en Roomsen stak, was het een schandaal, mijnheer de deken, dat een nazaat van Maurits van Nassau Katholiek werd - aangenomen dat hij dat inderdaad is geworden. Maar thans is het een schandaal dat de oude baron Van Heeckeren, die destijds G.C. d'Anthès adopteerde, nog steeds uit de di plomatieke geschiedenis van Nederland weggezuiverd blijft, omdat hij, of ver meend of in werkelijkheid, van protestant Katholiek is geworden. Wij zoeken naar verdwenen sporen, in ieder geval moet er wat worden rechtgezet, en omdat de af stammelingen van baron Van Heeckeren

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1991 | | pagina 17