al in 1837 drie gravures vervaardigd voor
door E.J. Potgieter (1808-1875) anoniem
vertaalde fragmenten uit het eerste deel
van The Posthumous Papers of the
Pickwick Club die, onder de titel 'Reisont
moetingen [sic/] der Pickwickisten' en met
vermelding van de naam van de oorspron
kelijke auteur in een petieterige voetnoot,
een plaats hadden gevonden in het
Mengelwerk van de eerste jaargang van
De Gids. Ook in de tweede jaargang van
dat tijdschrift plaatste Potgieter nog een
naamloze proeve van vertaling van een
fragment uit Pickwick, dit maal 'Het
avontuur in een overoude diligence' geti
teld en geïllustreerd met een steendrukje
door H.J. Backer die twee jaar later de
Nederlandse uitgave verluchten zou.
Het is zeer waarschijnlijk dat een door
Gewin samen met oud-studiegenoot L.R.
Beijnen (1811-1897) in de academische zo
mervakantie van 1837 gemaakte rondreis
door Europa stof heeft geleverd voor een
flink aantal beschrijvingen in het boek.
Voor de hoofdpersoon zou een zekere
Hendrik Vlaardingerwoud (1794-1875)
model gestaan hebben. Deze in Rotterdam
geboren zoon van een beddenmaker stu
deerde op enigszins gevorderde leeftijd
enkele jaren theologie te Leiden, zonder
overigens ooit tot het dragen van bef en
mantel bevoegd te zijn geraakt. Het mate
riaal is dus afkomstig uit eigen omgeving
en ondervinding, maar de inkleding zou
zonder Dickens ondenkbaar zijn geweest.
De eerste complete vertaling van
Pickwick ver
scheen in 1840 als
Lotgevallen en
ontmoetingen van
Samuel Pickwick
en zijne reisge-
nooten bij
Hendrik Frijlink
te Amsterdam,
niet toevallig ook
de uitgever van de
Reisontmoetingen.
Reeds de titels
van de beide wer
ken vertonen een
opvallende, bijna
letterlijke paral
lellie. Ook in de
inhoudsopgave
zien we soms frap
pante overeen
komsten tussen
de (vaak uitvoeri
ge) humoristische
hoofdstuktitels in
beide boeken: XV.
Al te vol avontu
ren, om den in-
58