- 103 - In hoofdstuk XX komt een beschrijving voor van Mrs. Merdle. Dit fragment begint met een omkering: Het allermooiste fragment van ritmische herhaling komt voor in hoofdstuk XXI. Het gaat over een diner in Harley Street ten huize van de Merdle's. Het gaat over de aanwezigen: De cadans heeft iets van een nursery rime. De aanwezigen worden verder nooit met naam genoemd maar steeds in de tekst met hun functie aangeduid: Bar (met de steeds begeleidende zinnetjes waar op z'n 'Jury droop' wordt gewezen, Horse Guards, Powder, Treasury, Bishop, Physician. Het gesprek gaat voorts over Society. Een geestige opsomming over Mr. Merdle's constitutie luidt: 'He has the constitution of a rhinoceros, the digestion of an ostrich, and the concentration of an oyster. Aan het eind van dat hoofdstuk speelt Dickens heel mooi drie keer met de herhaling: 'There was no shadow of Mr. Merdle's complaint...met de laatste zin: 'the shadow of the Marshalsea wall was e real darkening influence', als contrapunt. "De pennen hadden haar nooit zoo scherp en de traliën nooit zoo zwaar geschenen; nooit was de ruimte binnen de gevangenis haar zoo somber en bekrompen voorgekomen. Zij dacht aan het opgaan der zon over stroomende rivieren, over ruime zeeën, over welige landschappen, over groote bosschen, waar de vogels ontwaakten en het geboomte ritselde; en toen zag zij neer in het levende gra£ waarover nu de zon opging, met haar vader daarin, drie en twintig jaren lang,(dl. 1p.248) "Nog nooit hadden die punten zo scherp en wreed geleken en de tralies zo dik en de gevangenis zo somber en benauwd. Ze dacht aan een zonsopgang boven stromende rivieren, boven wijde zeeën, boven dichte bossen waar de vogels ontwaakten en de bomen ruisten en ze keek neer op het levende graf waarboven de zon was opgegaan en waarin haar vader nu drie en twintig jaar lang had geleefd,...(dl. 1p. 167) 'The lady was not young and fresh from the hand Nature, but was young and fresh from the hand of her maid. She had large unfeeling handsome eyes, and dark unfeeling handsome hair, and a broad unfeeling handsome bosom, and was made the most of in every particular. (p.254) "Deze dame kwam niet jong en ffisch uit de hand der natuur, maar jong en frisch uit de handen harer kamenier. Zij had groote, fraaije, gevoelooze ogen; donkere, fraaije, gevoellooze haren; eene breede, fraaije, gevoellooze borst, en was met keurige pracht gekleed.' (dl.X, p.255) 'De dame was niet van nature jong en fris maar door de vaardige handen van haar kamenier. Ze had mooie, grote, gevoelloze ogen en mooi, donker, gevoelloos haar en een zware, goedgevormde, gevoelloze boezem en er was alles aan haar gedaan wat maar met mogelijkheid aan haar had kunnen gedaan worden.' (dl. 1p. 173) and there were magnates from the Court and magnates from the City, magnates from the Commons and magnates from the Lords, magnates from the bench and magnates from the bar, Bishop magnates, Treasury magnates, Horse Guards magnates, Admirality magnates, - all the magnates that keep us going, and sometimes trip us up.(p. 264) 'En er waren magnaten van het Ho£ en magnaten uit de City, en magnaten uit het Huis der Lords en der Gemeenten, en magnaten van de regtbank en de balie, en magnaten uit de kerk en de ministeriën - al de magnaten, die ons gaande houden en somtijds een beentje ligten.' (dl. 1p.265) 'Er waren hoge heren van de rechtbank en hoge heren van de beurs, hoge heren van het lagerhuis en hoge heren van het hogerhuis, hoge heren van de kerk en van het ministerie; al de hoge heren die ons staande houden en ons soms doen vallen.' (dl. Ip. 180)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1997 | | pagina 43