- Ill - Als Mons. Rigaud zelf aan het woord is geeft hij de volgende beschrijving van Mrs. Clennam: De stilzwijgendheid van Affery wordt tegen het eind van het boek doorbroken, ze durft tenslotte haar angst onder woorden te brengen door een aantal onverklaarbare verschijnselen op te sommen: Mr. Pancks durft tegen het einde van het boek tenslotte ook zijn ondergeschikte rol van zich af te schudden en spreekt de door Casby uitgezogen krotbewoners van Bleeding Heart Yard als volgt toe: 'Haha boasted Rigaud. 'Once a gentleman, and always a gentleman. A gentleman from the beginnning, and a gentleman to the end. What the devilA gentleman must be waited on, I hope It's a part of my character to be waited on (p. 339) 'Ha ha snoefde Rigaud, 'Eens een man van fatsoen, altijd een man van fatsoen. Als een man van fatsoen begonnen, en een man van fatsoen tot aan het eind. Wat duivel Een man van fatsoen moet bediend worden, hoop ik Het behoort tot mijn karakter dat ik mij laat bedienen.' (dl.3, p. 197/198) Tfa Ha riep Rigaud, 'eens een heer, altijd een heerVan het begin tot het einde een heer. En een heer mag toch zeker wel verwachten dat men hem bedient, wat duivel Een van mijn karaktereigenschappen is een verlangen mij te laten bedienen.' (dl.2, p.233) 'I introduce to you a lady of strong force of character, like myself: a resolved lady, a stern lady, a lady who has a will that can break the weak to powder; a lady without pity, without love, implacable, revengeful, cold as the stone, but raging as the fire. Ah what fortitude Ah, what superiority of intellectual strength (p. 368) "Neefi ik presenteer u eene dame van een krachtig karakter, even als ik; eene resolute dame, eene barsche dame, eene dame die een wil heeft, waarmede zij de zwakken tot stof kan vermalen; eene dame zonder mededoogen, zonder liefde, onverzoenlijk, wraakgierig, koud als steen, maar vernielend als vuur. O, welke standvastigheid O, welke verhevene geestkracht(dl.3, p.227) ■Beste neef, dit is een vrouw met een sterk karakter, evenals ik. Ze heeft een wil waarmee ze een zwakkeling tot poeder kan malen, het is een vrouw zonder medelijden, zonder liefde, onvermurwbaar, wraakgierig, koud als steen, maar gloeiend van drift als ze gedwarsboomd wordt. Ah, welk een wil, welk een superieur wezen 1' (dl.2, p.252) 'Who else rustles about it, making signals by dropping dust so softly Who else comes and goes, and marks the walls with long crooked touches, when we are all a-bed Who else holds the door sometimes But don't go out - don't go outMistress, you'll die in the street (p.382) 'Wie anders zou er zoo ritselen en teekens geven door zoo zachtjes stof en gruis te laten vallen Wie anders zou komen en gaan, en merken op de muren zetten - die lange kromme strepen - als wij allen in bed zijn Wie anders zou somtijds de deuren vasthouden Maar ga niet uit - ga niet uit. Gij zult op straat sterven(dl.3, p.240) ■Wie anders kan hier dat ritselende geluid maken, wie anders wil ons een teken geven door stof en gruis te laten vallen Wie anders komt en gaat hier en maakt vreemde figuren op de muren als we allemaal slapen Wie anders houdt er soms een deurknop vast Maar ga niet naar buiten, mevrouw, ga niet naar buiten, het zal uw dood zijn.' (dl.2, p.261

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1997 | | pagina 51