Hier volgt een beschrijving van Fanny zoals Dickens haar levenslijn uitstippelt nadat het verhaal verteld zal zijn: Het slot van het boek is heel mooi, misschien toch een beetje sentimenteel Een aantal keren beginnen de zinnen met 'Went down'. De laatste zin luidt: - 112 - 7 merely wish to remark that the task this Proprietor has set me, has been, never to leave off conjugating the Imperative Mood Present Tense of the verb To keep always at it. Keep thou always at it. Let him keep always at it. Keep we or do we keep always at it. Keep ye or do ye keep always at it. Let them keep always at it.(p. 401) Ik wilde alleen maar aanmerken, dat de taak, die deze Eigenaar mij heeft opgegeven, is, zonder ophouden de Gebiedende Wijs te conjugeren van het werkwoord: Er altijd anblijven. Blijf gij er altijd aan. Laat hij er altijd aanblijven. Blijven wij er altijd aan. Blijft gijlieden er altijd aan. Laten zij er altijd aanblijven.' (dl.3, p.258) Ik wil alleen maar opmerken dat deze man mij altijd heeft voorgehouden de gebiedende wijs te gebruiken van het werkwoord: Uitknijpen.' (dl.2, p.272) 'Here was Fanny, proud, fitful, whimsical, further advanced in that disqualified state for going into society which had so much fretted her on the evening of the tortoise-shell knife, resolved always to want comfort, resolved not to be comforted, resolved to be deeply wronged, and resolved that nobody should have the audacity to think her so.(p. 403) 'Daar was Fanny, trotsch, grillig en wispelturig, verder gevorderd in den staat waardoor zij ongeschikt was om in gezelschappen te verschijnen, en waarover zij zich zoo wrevelig had gemaakt op den avond van het schildpadden mesje; die altijd troost noodig had en zich nooit wilde laten troosten; die altijd diep verongelijkt was en nooit wilde dat iemand de stoutheid zou hebben om zoo iets te denken.' (dl.3, p.260) ■Daar was Fanny, trots, humeurig en wispelturig, steeds meer het stadium naderend waarin ze niet meer in gezelschap zou kunnen schitteren en waarover ze zich die avond van het pennemes zo verbitterd had uitgelaten. Ze had altijd opbeuring nodig, maar wilde nooit getroost worden, ze was er vast van overtuigd door iedereen te worden miskend, maar ze wilde niet dat iemand er met haar over sprak.' (dl.2, p.273) 'They went quietly down into the roaring streets, inseparable and blessed; and as they passed along in sunshine and shade, the noisy and the eager, and the arrogant and the froward and the vain, fretted, and chafed, and made their usual uproar.(p. 427) 'Stil vervolgden beide hunnen weg, door zonneschijn en schaduw, onafscheidbaar en in zalige tevredenheid, terwijl de eerzucht en de hebzucht, de hoogmoed, de verwaandheid en de ijdelheid, vol wangunst en wrevel, als naar gewoonte bleven woelen en gerucht maken.' (dl.3, p.283) 'Stil en onopgemerkt gingen zij door de rumoerige straten, voor altijd verenigd en gelukkig met elkaar. Zij vervolgden hun weg in schaduw en zonneschijn en het rumoer ging door en de schreeuwers en de begerigen en de brutalen, de koppigen en de ijdelen, zij allen schreeuwden en vochten en benijdden elkaar met hetzelfde misbaar van altijd.' (dl.2, p.289)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1997 | | pagina 52