gedeelte, waar U in Dickens wel van heeft gelezen en dan met het bootje de Theems over en van daar naar Lewisham". (81). Als Vincent met kerstmis 1876 een bezoek brengt aan zijn ouders in Etten, besluiten die hem niet meer naar Engeland te laten terugkeren. Door bemiddeling van oom Vincent krijgt hij een betrekking als boekhandelaarsbediende bij Blussé en van Braam in Dordrecht. Van januari 1876 tot en met april 1876 woont hij in Dordrecht op kamer en beschrijft voor zijn broer Theo het uitzicht: "Het raam van mijn kamer ziet uit op tuinen met mast en populieren, enz. en den achterkant van oude huizen, o.a. een groot met klimop begroeid "A strange old plant is the ivygreen", zei Dickens. Er kan zo iets ernstigs en min of meer sombers in dat gezicht zijn, en gij moest het zien met de morgenzon er op". (84). Louis Piérard schrijft in "Vincent van Gogh. Een kunstenaarsleven" over die periode: "Hij bleef er drie maanden, toonde er zich een zeer middelmatig boekverkoper, die iedereen door zijn somberheid en zijn vreemde manieren verbaasde. Hij wandelde in quakerscostuum door het schilderachtige uit het water opdoemende stadje met zijn geheimzinnig licht, welks kleine rode daken en trapgevels zich verdringen rondom de massieve toren waar om de spits het gekras van kraaien onophoudelijk weerklinkt. Hij leeft er als een asceet. Hij heeft alleen zijn tabak waar hij maar geen afstand van kan doen. Hij blijft laat in de nacht op, om in alle talen die hij kent passages uit de Bijbel te vertalen, ten einder er aldus dieper de zin van te doorgronden". Vincent houdt de drang dominee te worden en vertrekt in mei 1877 naar Amsterdam om theologie te studeren. Omdat hij het gymnasium niet heeft afgemaakt moet hij eerst twee jaar voorbereidende studies doen in onder meer Latijn en Grieks vanwege het verplichte staatsexamen. Hij woont in bij een oom, bij de Marinewerf, heeft het moeilijk, maar hoopt met geduld ver te komen: "Ik hoop maar te denken aan de klimop, "which stealeth on though he wears no wings", als de klimop tegen de muren, zo moet de pen tegen het papier op". (95). De studie lukt niet erg. Aan Theo schrijft hij onder meer: "Heb (daarna) ontbeten met een stuk droog brood en een glas bier, dat is een middel dat Dickens aanraadt aan hen, die op het punt zijn van zelfmoord te begaan, als zijnde zeer geschikt om hen althans voor enige tijd van dat voornemen te doen afzien. En ook al is men nu en dan eens niet juist in zo'n stemming, is het wel goed dat toch nu en dan eens te doen, en er b.v. aan Rembrandt's schilderij de Emmaüsgangers bij te denken". (106). In zijn brieven uit deze Amsterdamse periode herinnert Vincent meerdere malen zijn broer Theo aan Dickens. Als hij een avondlijke scheepsbrand bij de Marinewerf heeft beschreven, als een spel van vuur dat weerkaatste in het water, vervolgt hij: "Het begint reeds te schemeren, "blessed twilight" noemde Dickens het en hij had wel gelijk. Blessed twilight, vooral wanneer twee of drie in eensgezindheid bijeen zijn en als schriftgeleerden uit hunne schat oude en nieuwe dingen voortbrengen". (110). Zijn ontspanning zoekt hij in de kunst en boeken, zoekt ook naar de verbanden. "Wat vormen die vele Franse schilderijen over de dagen van de omwenteling, zoals les Girondes, en Dernières victimes de la Terreur, en Marie Antoinette van van Delaroche, en die bewuste Jeune Citoyen en andere schilderijen van Goupil, en dan 80

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1998 | | pagina 20