Anker, en zovele anderen, een schoon geheel met vele boeken, zoals die van Michelet en Carlyle, en ook Dickens (Tale of two cities). In dat alles tezamen is wel iets van den geest, die is die van de Opstanding en het Leven - die zal leven al schijnt het ook gestorven, want het is niet gestorven, maar het slaapt". (111). Zijn oom verbiedt hem 's avonds te studeren, maar: toch blijft het woord, dat onder de ets van Rembrandt staat mij in gedachten: In medio noctis vim suam lux exerit, (in 't midden van de nacht verspreidt het licht zijn kracht), en ik zorg er den gehele nacht een klein gaspitje blijft branden en leg daar in medio noctis dikwijls naar te kijken, mijn plan voor den volgende dag voor het werk bedenkend, en in gedachten hoe ik dat studeren zo goed mogelijk zal aamleggen. Hoop 's winters 's morgens vroeg het vuur aan te maken, de wintermorgens hebben iets eigenaardigs, dat schilderde Frère in diens werkman "Un tonnelier", (de ets hangt op Uw kamer geloof ik). Gij kent wel de houtsneden van Swain, dat is een knap man, zijn atelier is in een zo aardig gedeelte van Londen, niet ver ook van dat gedeelte van het Strand, waar de bureaux zijn van de illustrated papers, (The London News, Graphic etc.) niet ver ook van Booksellers Row, vol van allerlei soort van boekenstallen en winkels, waar men allerlei ziet, vanaf de etsen van Rembrandt tot Household Edition van Dickens en Chandos Classics; alles daar heeft een groene toon, vooral bij mistig weer zo in de herfst of in de donkere dagen voor Kerstmis, en het is de plaats, die onwillekeurig denken doet aan Epheze, zoals deze zo eigenaardig eenvoudig is beschreven in de Handelingen". (112). Voor de prenten in de Engelse en Franse bladen heeft hij grote bewondering. Als hij een avond doorbrengt bij oom Cor bekijkt hij diens oude boeken: "daar waren onder jaargangen van de Illustration, waar ik veel oude kennissen in vond, dat is toch een interessant blad, o.a. een oud portret van Dickens en een houtsnede door de Lemud "La tasse de café", een jongmens met enigszins strenge en scherpe trekken en ernstige uitdrukking, die er juist uitziet alsof hij dacht over dat stuk uit l'Imitation de la Vie monastique, of alsof hij enig moeilijk maar goed werk of plan overdacht, zoals alleen une ame en peine dat doen kan". (113). Behalve Latijn en Grieks studeert Vincent ook de Bijbelse, Griekse, Romeinse en vaderlandse geschiedenis. "Het is goed om die geschiedenis te kennen en ik acht het een reden van grote vreugde, en acht mij zelve gelukkig, dat het mij wordt gegeven, aangaande die dingen het een en ander te horen. Nu heb ik van Oom Cor gekregen "A child's history of England" van Dickens, weet niet of ik het U reeds schreef, dat boek is fijn goud, ik las er o.a. de beschrijving van de slag bij Hastings in. Ik geloof dat als men een paar boeken aandachtig leest, als Motley, als dat van Dickens, als Gruson: les Croisades, men onwillekeurig een goed en eenvoudig oog moet krijgen voor de geschiedenis in het algemeen". (114). Ondanks de wil en de goede voornemens houdt Vincent na veertien maanden in juli 1878 de studie voor gezien. Toch volhardt hij in zijn ideaal de mensen de troost van het Evangelie te brengen. In augustus 1878 vertrekt hij naar de Opleidingsschool voor Evangelisten te Brussel. Na de proeftijd van drie maanden krijgt hij echter geen aanstelling. Hij zoekt de moeilijkheden op en verkondigt dat het lijden beter is dan de 81

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1998 | | pagina 21