VERSLAG LENTE BIJEENKOMST 1998
Bijeenkomst concurreert, aldus Voorzitter, met opening geldbeurs. Opkomst
niettemin verheugend, met penningmeester als vanzelfsprekend afwezige. De
Voorzitter, Founding Father van de mini-lezingen, ziet twee lijnen naar de mini-
lezingen: allereerst de noodzaak ook de ZAP-generatie te boeien, ten tweede de eigen
ervaring die hem van de maxi- naar de mini-lezing voerde. Na aanvankelijk de
methode Kenneth Star te hebben gevolgd (alle boeken doorlezen op één thema
teneinde een gedragspatroon te ontdekken en dat als conclusie te kunnen melden),
beperkte hij zich tot één boek - dat echter weer te veel karakters bevatte -, tot één a
twee personen - die weer te veel overkwam - en tenslotte tot de gedachte aan de
laatst mogelijke beperking, die in tijd: ziedaar de mini-lezing van één kwartier.
Als nieuw oud-lid (tot 1985) meldt zich Liesbeth van Aalst te Delft en als aspirant
leden nichtje en neef van mevr. Boschma, die beiden met het oog op het thema van
deze middag (kinderen bij Dickens) heeft meegenomen. Anders dan Voorzitter
meende, vinden beiden boeken van Dickens nog niet dik genoeg.
In inderdaad één kwartier verschaft Kooiman ons in een pareltje van een mini-lezing
zicht op wel en vooral wee van één van de tien kinderen van Dickens. As alle
anderen, op één na (Henry Fielding) onderwerp van twaalf ambachten en dertien
ongelukken, schulden en vlucht naar koloniën India, Canada en Australië. Walther
(1841-1863) Dickens brengt het na een militaire opleiding te Wimbledon van vaandrig
tot luitenant bij HM's Royal Highlanders in Bengalen waar hij te Calcutta als het
eerste kind van Dickens op oudejaarsdag 1863 overlijdt, met schulden overladen.
Kooimans onderzoek leidde hem naar de inschrijf-formulieren voor Walther's
uitzending naar Bengalen waarop als beroep vader door Walther werd vermeld
"Charles Dickens, Esq." Walther's dienstperiode valt samen met bloedig onderdrukte
opstanden; Dickens neemt daarbij blijkens zijn brieven - overigens net zoals veel
andere schrijvers uit zijn tijd - een onverdacht koloniaal en bijwijlen ronduit
bloeddorstig standpunt in.1
Of dat nog niet erg genoeg is, verhaalt Van Steijnen's mini-lezing over het overspelig
gedrag van onze grote schrijver, voor het eerst gememoreerd in het in 1934
verschenen artikel van Thomas Wright. Tot in het kleinste detail voert Van Steijnen
ons langs de gegevens die moeten aantonen dat het zelfs niet bij één overspelige
vrucht is gebleven, maar dat er van minstens twee bastaarden sprake kan zijn; van één
daarvan, de op één en dertigjarige leeftijd overleden Francis Charles Tringham moet
via genen onderzoek vast te stellen zijn of hij inderdaad eem kind van Dickens is
geweest, van de ander zijn alleen sporen in een briefje van Dickens aan zijn huisarts te
vinden. Het zou aanbeveling verdienen inderdaad het genen onderzoek te laten plaats-
68
Vgl. voor een uitgebreide versie Dick Kooiman, De kortstondige carrière van Walther Dickens
in India, The Dutch Dickensian 1997, nr. 30 (Vol. XVIII), p. 40-52.