vinden teneinde voor eens en voor altijd de onomstotelijke waarheid vast te stellen.2 De Groot onderscheidt een viertal gevallen waarin Dickens als het ware 'kloont': allereerst het klonen van de werkelijkheid door karakters, steden en dorpen, gebouwen te ontlenen aan die werkelijkheid (Micawber naar zijn vader gemodelleerd, Jacobs Island, e.d.), in de tweede plaats het geval van de gespleten persoonlijkheid (dr. Manette), in de derde plaats de echte, beroepsmatige en door het noodlot gecreëerde tweelingen zoals de Cheeryble Brothers, de Dodsons Frogs of de Sydney Carton's en Charles Darnay's en tenslotte de als klonen van elkaar verbeeldde typen die soms alleen met een nummer (Jacques 1, 2, 3, 4 en 5 uit A Tale of Two Cities), soms als sprekend met één stem (Boots, Brewer en Buffer uit Our Mutual Friend, Pyke Pluck uit Nicolas Nickleby) worden opgevoerd. Flet laatste geval wordt vaak gebruikt om autoriteiten belachelijk te maken, zoals de varianten op Oodle in Bleak House. De Groot zoektocht voert ons dwars door het gehele oeuvre van Dickens en besluit met een geval waarin het klonen van de werkelijkheid zover is gegaan dat het oorspronkelijke model uit het zicht verdwenen lijkt: de Voorzitter van de Commissie die wantoestanden op Jacobs Island moet onderzoeken, blijkt te denken dat Jacobs Island alleen maar in de romans van Dickens heeft bestaan. Het geanimeerd diner bewoog zich rond de vraag of Dickens het nu echt had gedaan met Ellen Ternan, over de vraag of als dat inderdaad zo was, hoe erg dat dan was, over Dickens koloniale blinde vlek terwijl hij toch die vlek juist niet had voor wantoestanden in eigen land, en tenslotte over de vraag wat thans onze eigen blinde vlek zou zijn. Het antwoord op die laatste vraag verloor zich helaas in algemene vrolijkheid. 22 maart 1998 69 Zie voor een uitgebreide versie Cees van Steijnen, Dickens Incognito and the Invisible Woman, The Dutch Dickensian 1998, nr. 30 (Vol. XVIII), p. 53-60.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 1998 | | pagina 9