VERSLAG KERSTBIJEENKOMST VAN DE HAARLEM BRANCHE
VAN DE DICKENS FELLOWSHIP VAN 12 DECEMBER 1998
Voorzitter opent bijeenkomst in de Haarlemse sociëteit Trouw Moet Blijcken in aanwezigheid
van meer dan veertig aanwezigen. Memoreert het enige deel van de lezing van de spreker van
vandaag, prof. Philip Collins, van nu tien jaar geleden dat hem nog voor de geest staat,
namelijk de door Collins vermelde en van Tennyson afkomstige aanduiding van de hel met "lei
on parle Francais". Citeerde zulks vele malen en heeft nu eindelijk de gelegenheid Collins de
credits te geven die hem toekomen.
Het nieuwe lid, mevrouw Lucia ten Kortenaar, deelt desgevraagd mee dat zij hier is gekomen
om eindelijk de gelegenheid te hebben de sociëteit TMB van binnen te zien; voorts heeft zij
tenminste drie romans van Dickens gelezen, OT, NN, en DC. Op de verkeerde vraag van de
secretaris weet zij het goede antwoord te geven. Een overweldigend applaus is haar deel
De secretaris deelt mee dat er een lid heeft opgezegd omdat hij niet meer de tijd en de energie
kon opbrengen de bijeenkomsten bij te wonen, daarmee indirect de wel aanwezige leden
prijzende voor hun energie en tijdsbesteding. De penningmeester meldt omtrent de financiën
van de Branche dat zij een eiland van rust in deze stormachtige financiële tijden
vertegenwoordigen en dat hij van plan is dit ook zo te laten.
Prof. Philip Collins, emeritus hoogleraar aan de University of Leicester en auteur van talloze
publicaties over Dickens, houdt de Kerstlezing, getiteld: 'How DICKENS WROTE Hts NOVELS'.
Ondertitel: "Child of the Steam Press'. Dickens' productie van zijn romans kan worden kan
worden gezien als een industrieel productieproces en onmogelijk zonder de tussenkomst van
de stoompers als productie- en de stoomtrein als distributiemiddel. In vergelijking met de
verspreiding van gewone romans, waren Dickens serials een innovatie: waren de gewone
romans, doorgaans in drie delen tegelijk uitgegeven, voor de gewone man onbetaalbaar
(anderhalve guinea, 24 sh., terwijl een week arbeidsloon 10 shilling bedroeg), Dickens' serials
kostten daarentegen maar 1 shilling per maandelijkse aflevering en werden vaak ook nog
collectief geleend door een groep die dan een penny per deelnemer bijdroeg. De 32 pagina'?
die een maandelijkse aflevering bevatten, leenden zich, qua omvang èn qua inhoud gemakkelijk
voor het voorlezen in een groep, iets wat met een roman van 800 bladzijden toch iets
moeilijker voorstelbaar was. Onze huidige leesclubs zijn daar, anders dan de meeste
boekenclubjes, nog een gelukkig resultaat van. Dickens creëerde dus een nieuwe verhouding
met het lezerspubliek, waaraan niet weinig bijdroeg dat de serials ook met het oog op de wijze
van distributie werden geschreven, met veel pathos,cliff hangers' (zie bijvoorbeeld het eind
van hoofdstuk 4 of van hoofdstuk 37 in Great Exspectations), verwerking van 'straatgeweld'
zoals dat in de hedendaagse romandiscussie heet, d.w.z. van actuele gebeurtenissen (zie
bijvoorbeeld Arthur Clemnan's terugkeer op een miezerige zondag in Londen waar alles dicht
is en de gelijktijdig lopende discussie in de Daily Telegraph van die maand over de vraag qf de
musea niet ook op zondag geopend zouden moeten worden), af en toe ook rekening houdend
met wensen van zijn lezers zoals in Dombey Son waarin Carker anders dan aanvankelijk
bedacht sexueel onverrichter zake weer naar Engeland terugkeert van zijn ontmoeting met
Edith en niet in het minst de constantheid van zijn maandelijkse - en later ook wekelijkse -
productie. Een bijna constante productie van zo'n twaalfhonderd woorden per dag leverde
steeds per maand inderdaad een serial op. Het verschil met een hedendaagse TV-soap is
eigenlijk niet groot, zij het dat bij de soap de auteur voor het publiek onbekend is en vaak ook
het werk is van een groep schrijvers. De industriële organisatie van de serie-productie maakte
-31 -