Bronkhorst wenst geen patattenten
Toeristen voor de antiekwinkel de Heeren van Bronkhorst in Bronkhorst.
FOTO ROB HUIBERS
BRONKHORST - Het is nog lang
geen Kerstmis, maar Scrooge
loopt al rond in Bronkhorst, Ne
derlands kleinste stadje. De kari
katurale, maar o zo levensechte
vrek uit Dickens' Christmas Ca
rol vermaakt de vele toeristen die
*nkhorst, gelegen aan de boor-
i van de IJssel, jaarlijks bezoe
ken. Gepassioneerd vertolkt Sjef
de Jong zijn rol. De toeschouwers
grinniken verlegen en deinzen
soms terug als Scrooge zijn ex
pressieve kop van dichtbij vuur
laat spuwen. De Jong zelf lijkt
nog het meest te genieten van
zijn rollende volzinnen, die soms
in het Engels soms in het Neder
lands klinken.
De Jong begon in 1988 zijn Dic-
kens-museum in een stadsboer-
derij en heeft inmiddels een
unieke verzameling attributen
verzameld, volgens Britse ken
ners de grootste ter wereld. On
langs kocht hij op een veiling de
wandelstok van Dickens aan voor
13 000 gulden, en vorige week
nog schonk de bankiersfamilie
Pierson hem een meter boeken
van Dickens. Een bejaardenhob
by voor een vent met een goed
pensioen, zegt hij er zelfvan.
De voordrachten van De Jong,
een gepensioneerde ziekenhuis
directeur, zijn een van de attrac
ties Hip Rrnnlthnrst riilt is Het
stadje met 47 panden en 158 in
woners is een groot monument.
Jaarlijks bezoeken vele tiendui
zenden dagjesmensen deze bij
zondere plek. Het heeft echter
niet veel gescheeld of Bronkhorst
had helemaal niet meer bestaan,
vertelt burgemeester S. Buddingh
van de gemeente Steenderen,
waaronder Bronkhorst valt.
„Maar laat ik eerst even de histo
rie schetsen." En soepel vertelt
Buddingh uit zijn hoofd - ,,ik heb
dit al zo vaak gedaan" - over zijn
Bronkhorst. „Een pareltje, leuk
om erbij te hebben."
In 1371 wordt voor het eerst ge
sproken van het 'stedeke' als de
toenmalige heer van Bronkhorst
Willem IV geld schenkt voor de
bouw van een kapel. Buddingh:
„Bronkhorst is dan heel lang aan
niemand leenplichtig, een soort
vrij staatje binnen het Duitse kei
zerrijk. Pas in 1816 wordt het na
enig getouwtrek definitief bij de
gemeente Steenderen gevoegd.
In die tijd krijgt het ook steeds
andere eigenaren. Het verval
treedt in als de koopman Ketjen
e^p deel van het stadje opkoopt
en het kasteel laat afbreken, tot
verdriet van velen."
Langzaam maar gestaag veran
dert Bronkhorst in een bouwval.
Na de Tweede Wereldoorlog staat
Steenderen voor de vraav slonen
of restaureren. „En dan zie je al
tijd dat pioniers de kar gaan trek
ken", zegt Buddingh. „Eerst gaat
ds. Nortier weer preken in de ver
vallen kapel. De bevolking pikt
dat op en restaureert het een en
ander. Daarna nemen de archi
tect Heineman en de aannemer
Hulshof de zaken voortvarend ter
hand en wordt de kapel profes
sioneel opgeknapt. En dat voor
beeld is het begin van een groot
scheepse restauratie. We zijn dan
inmiddels eind jaren zestig, be
gin jaren zeventig aangeland, de
hoogtijdagen van de oude Rijks
dienst voor de monumentenzorg.
Geld genoeg en weinig belang
stelling. In dat gat zijn wij gedo
ken. Het rijk betaalde de helft
van de restauratiekosten, leder
een sloeg aan het restaureren.
Dat kreeg veel publiciteit en dat
leidde weer tot stromen toeris
ten. In de zomermaanden kan je
hier over de hoofden lopen."
Buddinghs grote probleem is nu
die stromen in goede banen te
leiden. „Bronkhorst moet blijven
voor de liefhebber, kleinschalig
met hoogwaardige attracties."
De twee horecagelegenheden,
Het Wapen van Bronkhorst en de
Gouden Leeuw, vallen volgens
Buddingh in die categorie. Ver
der zijn er het Dickens-museum,
hpt kniomuseum en enkele
prachtig, in zeventiende eeuwse
stijl, gerestaureerde panden. Aan
winkelnering stelt Buddingh ook
eisen. „Antiek is prima, er is een
winkel van twee broers met zil
ver en glas en een pottenbakkers
winkeltje van een leraar."
Verpaupering met die toeristen
stromen is zijn aanhoudende
zorg. „Ik wil geen patattenten,
hoewel ik de grootste patatma
ker van Nederland binnen mijn
gemeentegrenzen heb... de aard
appelverwerkers van Aviko."
Ook tweede huizen tolereert Bud
dingh niet. Alles mag verkocht,
maar er moet wel in gewoond
worden. Ik wens geen lege mu-
seumstad."
Buddingh, die wordt gezien als
een van de drijvende krachten
achter Bronkhorsts wederopstan
ding, heeft één gewenste zaak
niet voor elkaar gekregen: de
rondweg, om het kwestbare cen
trum van autoverkeer te ont
doen. „De tijd was nog niet rijp,
de plaatselijke ondernemers wa
ren tegen en nu is het te duur."
Dickens-vertolker De Jong is er
echter van overtuigd dat die
rondweg er gaat komen. „Het
kan zo niet langer doorgaan, het
wordt te druk in ons piepkleine
centrum." Anders zijn we ver
doemd, hoor je Scrooge denken.
KeesdeVré