De Fatale Kust. In zijn boek "The Fatal Shore, The epic of Australia's founding" (1986) (vertaald: "De Fatale Kust, Het epos van Australië", Rainbow Pocketboek ISBN 90 6766104) beschrijft Robert Hughes o.a. de geschiedenis van de deportaties van veroordeelden uit Engeland naar Australië, en het tewerkstellingssysteem dat daar bestond. Tijdens de bijeenkomst van onze Branch in maart 2000, heb ik een heel klein deel van de rijke informatie uit dit boek naar voren gebracht (aansluitend bij het "book of study" van 1999, Great Expectations). Een korte summary van mijn samenvatting: In de periode 1787 tot 1868 verscheepte Engeland circa 162.000 veroordeelden naar Australië, om hen daar tewerk te stellen. Het begon met kleine aantallen, die steeds groter werden (behalve in de tijd van de Napoleontische oorlogen, toen Engeland veel soldaten en zeelieden kon gebruiken). Het grootste aantal werd gedeporteerd tussen 1830 en 1840. Lange tijd was er weinig over deze geschiedenis bekend. In de Australische geschiedenisboekjes besteedde men niet graag aandacht aan het feit dat vele Australiërs afstamden van misdadigers en prostituees, want zo was de toen heersende opvatting. Pas in de jaren '60 van de vorige eeuw werd hier meer over bekend op grotere schaal. Het boek van Hughes is slechts een van de boeken die hierover verschenen. Australië werd al heel lang bewoond, toen het in 1770 ontdekt werd door de Engelse kapitein James Cook, die met zijn schip "Endeavour" een baai binnen liep, die hij Botany Bay noemde, wat nu de baai van Sydney is. Hij bleef er maar kort. Het volgende bezoek uit Engeland was een vloot van elf schepen die in januari 1788 in dezelfde baai aankwam en een garnizoen mariniers aan land zette, met 548 mannelijke en 188 vrouwelijke gevangenen. Deze groep mensen begon daar onder leiding van de tot gouverneur benoemde marine-officier Arthur Phillips een kolonie te stichten. Wat bracht Engeland hiertoe? Engeland had in de periode van medio 18e eeuw tot medio 19e eeuw te maken met een hardnekkig gevangenen-probleem (of zoals we nu zouden zeggen: cellentekort). Veroordeelden werden in de 18e eeuw meestal gestraft met lijfstraffen, en in Engeland ook door verbanning en tewerkstelling op plantages in de Amerikaanse koloniën. In de periode 1717-1775 gingen circa 40.000 veroordeelden naar Amerika. De plantage-eigenaren betaalden de overtocht en genoten van 7 of 14 jaar dwangarbeid waartoe de meesten gevangenen veroordeeld waren. Door deze uittocht had Engeland niet veel gevangenen, niet veel gevangenissen, en weinig kosten van gevangenen. Het aantal gevangenen nam echter vanaf circa 1750 gedurig toe, door diverse oorzaken: hele sterke bevolkingsgroei (in de jaren 1700-1740 bleef de bevolking van Engeland en Wales tamelijk constant op 6 miljoen, daarna groeide die tot 18 miljoen omstreeks 1850), vanaf 1775 namen de Amerikaanse koloniën, die in opstand waren gekomen, geen gevangenen meer op, grote aantallen jonge mensen voor wie geen werk was, dan wel te weinig werk en/of te weinig inkomen, vervielen tot misdaad (waarbij moet worden aangetekend dat het eigendomsrecht nog anders beleefd werd dan nu, en dat in onze ogen zware straffen stonden op eigendomsdelicten; zo stond bijv. de doodstraf op het stropen van een konijn), steeds vaker werd de doodstraf, die wel op heel veel misdrijven stond, niet meer uitgevoerd, waardoor een andere straf opgelegd moest worden en dat werd vaak deportatie en dwangarbeid). Omstreeks 1750 werd de doodstraf in 70% van de gevallen waarin die was opgelegd ook uitgevoerd; omstreeks 1800 was dat nog maar 15%, en na 1837 werd de doodstraf alleen nog voor moord uitgevoerd. Het einde van de deportaties naar Amerika (1775) betekende een acuut probleem voor Engeland: men kon de gevangenen niet meer kwijt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2000 | | pagina 11