De inheemse bevolking was aanvankelijk in de meerderheid, maar dat duurde maar tot 1845.
Voor hen was de komst van de Engelsen een ramp. Aanvankelijk was het de officiële Engelse
politiek om hen vriendschappelijk en welwillend te behandelen. In 1825 werd het ook beleid
om hen te bekeren tot het Christendom. Dat zou in principe niet op gespannen voet hoeven te
staan met een vriendschappelijke en welwillende benadering, maar de situatie van de
aboriginals was in snel tempo zo verslechterd dat welk beleid ook in de praktijk weinig kans
op succes meer had. De aboriginals werden door de nieuwe bewoners als economisch
waardeloos beschouwd. Het waren jagers en verzamelaars, die rondzwierven zonder vaste
nederzettingen, die geen bezit kenden, die leefden in het hier en nu; geen mensen dus die als
werknemers dagelijks op vaste tijden kwamen werken en achter elkaar doorwerkten. Ze
waren voorts het slachtoffer van de door de Engelsen ingevoerde alcohol en besmettelijke
ziekten (tuberculose en syphilis).
In de begintijd werden aboriginals gebruikt om ontsnapte gevangenen op te sporen, wat ze als
perfecte woudlopers prima konden. De wreedheid waarmee de autoriteiten de teruggebrachte
veroordeelden behandelden, werd door hen weer afgereageerd op de aboriginals.
Naarmate de blanken verder het binnenland introkken en de leefgebieden van de aboriginals
bedreigden, ontstonden steeds meer guerilla-achtige conflicten, met steeds een slechte afloop
voor de aboriginals.
"Het systeem" (het tewerkstellingsysteem) hield in dat iedere veroordeelde de Kroon moest
dienen, of een prive-persoon namens de Kroon, en dat voor een vastgesteld aantal jaren, in de
praktijk meestal 7 of 14 jaar. Daarna kreeg hij of zij gratie of voorwaardelijke
in vrijheidsstelling, en het begeerde "verlofpasje", waarmee men overal kon gaan werken en
zich als werknemer aanbieden.
De tegenstanders van het systeem noemden het slavernij, maar dat was te negatief. De
tewerkgestelden waren geen eigendom van hun werkgever, en ze hadden allerlei rechten. Ze
konden processen voeren, als getuigen optreden, verzoekschriften indienen bij de gouverneurs
(die ook werkelijk aandacht kregen). De werkgever mocht een tewerkgestelde niet geselen,
een dergelijke lijfstraf kon alleen via een rechterlijk vonnis opgelegd worden. Een
tewerkgestelde kon zelfs zijn werkgever voor het gerecht brengen wegens slechte
behandeling.
Slechts 10 van de veroordeelden werkte rechtstreeks voor de Kroon, nl. bij het
Gouvernement. Het werk daar was erg zwaar: het uitvoeren van openbare werken (aanleg van
wegen, tunnels, kanalen) en het was vooral werk voor de lastige veroordeelden, de moeilijke
gevallen. De overige 90 werkte bij particuliere kolonisten. Deze kolonisten begrepen over
het algemeen goed dat zij meer hadden aan een knecht die zijn werk gemotiveerd en met
plezier deed, en voelden er ook weinig voor om 7 of 14 jaar op voet van oorlog te leven.
Veel veroordeelden hadden het dus niet zo heel slecht, zeker niet wanneer men hun situatie
vergelijkt met die waarin velen in Engeland verkeerden, en zeker niet als men bedenkt dat de
gevangenen die na hun tewerkstelling gingen werken vaak meer verdienden dan mensen in
Engeland of Ierland. Voeg daarbij het feit dat de mensen met wie het slecht ging nooit meer
iets van zich lieten horen, en de anderen wel, plus het feit dat de overheid geen informatie
durfde te geven over de situatie in de zwaarste strafkampen, en het wordt begrijpelijk
dat zich in Engeland een beeld ging vormen dat het daar in Australië zo slecht nog niet was,
wat afbreuk deed aan de preventieve werking van de straf. Criminelen zouden verbanning
gaan beschouwen als een soort route naar betere kansen en rijkdom.
In dit verband komen we dan Charles Dickens tegen, die in 1840 een brief schreef aan de
minister van Binnenlandse Zaken - Lord Normanby - waarin hij aanbood om een levendige
beschrijving te maken van de verschrikkingen van (het strafkamp op) Norfolk Island, en die
in een goedkope vorm te verspreiden onder een groot publiek. Dit ging toen niet door.
Australië bleef Dickens echter bezighouden, en in 1860 schreef hij Great Expectations en
creeerde hij Magwitch. Dickens weerspiegelde daarin een typische opvatting van het
Engeland uit die tijd. de veroordeelde bannelingen mocht wel gered worden, in moreel en