Na zijn huwelijk vat Eugene het plan op met Lizzie naar de koloniën te gaan om daar zijn beroep te gaan uitoefenen, maar hij verandert toch van mening en blijft in Engeland. Niet alleen James Harthouse "goes in for camels"Ook Edwin Drood wil na zijn studie naar Egypte gaan. Het blijft dus ongewis of hij nu vermoord is of inderdaad gegaan is. De verdachte van de mogelijke moord, Neville Landless, en zijn zuster zijn afkomstig uit Ceylon. "With something of the tiger in their blood". Vrijwillige emigratie komt ook in The Uncommercial Traveller aan bod bij de beschrijving van het vertrek van het Mormonenschip richting Amerika met als eindbestemming The Great Salt Lake. Dat men op deze reizen niet altijd aankomt blijkt ook uit het Kerstverhaal "The Wreck of the Golden Mary" In een aantal andere Kerstverhalen zijn ook duidelijke connecties met de koloniën. In The Cricket on the Hearth komt Edward Plummer, "my boy from the golden south americas" net op tijd om May, de aanstaande bruid van Tackleton the Toymaker, voor zich op te eisen. Een klassiek voorbeeld van een personage dat vanuit de koloniën arriveert om het verhaal een andere, verrassende wending te geven. De doofstomme geadopteerde dochter van Doctor Marigold trouwt met een doofstomme man en beiden vertrekken voor vijf jaar naar China. Wat er daar gebeurt is blijkbaar niet interessant want we pakken het verhaal pas weer op als zij terugkomen, samen met een inmiddels geboren dochtertje. Deze is niet doofstom wat weer eens bewijst dat twee negatieven elkaar opheffen. En dan is er nog de verraderlijke Christian George King uit "The Perils of Certain English Prisoners" een verhaal dat speelt ergens op een eiland in de Carribean. Hij maakt in het begin van het verhaal nog een geciviliseerde indruk maar vervalt later toch in zijn oude gewoontes en komt dan ook lelijk aan zijn einde. Dickens had het helemaal niet zo op die inboorlingen die hun eigen gebruiken aanhangen. Hij laat zich regelmatig in forse bewoordingen uit. In Reprinted Pieces staan een aantal artikelen waaruit dit mag blijken. In "The Long Voyage", dat de lotgevallen van schipbreukelingen op de Afrikaanse kusten beschrijft lezen we: "All the African travellers, wayworn, solitary and sad, submit themselves again to drunken, murderous, man-selling despots, of the lowest order of humanity" En in de "Noble Savage" schrijft hij dit: "To come to the point at once, I beg to say that I have not the least belief in the Noble Savage. I consider him a prodigious nuisance, and an enormous superstition. His calling rum fire-water, and me a pale face, wholly fail to reconcile me to him. I don't care what he calls me. I call him a savage, and I call a savage a something highly desirable to be civilized off the face of the earth"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2000 | | pagina 9