HET KERSTEVANGELIE NAAR DE BESCHRIJVING VAN CHARLES DICKENS "A Christmas Carol in Prose" (1843) Charles Dickens was sterk geneigd zijn eigen geluksgevoel te baseren op het contrast met anderen. En als wij heel eerlijk zijn, herkennen wij dat allemaal. Als wij ons 's zomers in Zuid Frankrijk koesteren in de zon en lezen dat het in Nederland stormt en giet, beklagen wij de thuisblijvers, maar diep in ons wordt onze tevredenheid alleen maar versterkt. En als vrienden treuren omdat hun aandelen zijn gekelderd, leven wij hartelijk met hen mee, maar inwendig prijzen wij ons gelukkig dat wij die aandelen niet hebbea Dickens wist dat contrastgevoel tot grote hoogte op te stuwen, vooral tijdens de Kerst, door de knusse huiskamer te plaatsen tegenover de boze buitenwereld. Het verhaal gaat dat hij arme sloebers inhuurde die zich rillend en stampvoetend voor zijn venster opstelden, terwijl hij behaaglijk in zijn stoel schurkte bij de open haard. De kerstvieringen die Dickens in zijn romans beschrijft zijn vol van uitbundige vrolijkheid, met pudding en punch, muziek en spel en op de achtergrond, natuurlijk, dankbaarheid voor de geboorte van Christus. Maar in die beschrijvingen betrapt Dickens niet een werkelijkheid zoals die zich toen aan hem voordeed, maar zoals hij die wenselijk achtte. Toen hij deze "Christmas Carol" schreef (1843), was de kerstviering in Engeland radicaal veranderd. Puriteinse invloeden hadden Kerst van veel uiterlijk vertoon ontdaan en de Industriële Revolutie had de verschillende sociale klassen van elkaar vervreemd. Maar met een blik vol weemoed op het verleden doet Dickens in zijn werk de feodale sfeer herleven waarin de baas Kerst viert met zijn knechten en meiden (Schlicke 1996: 95). Het Kerstfeest bij de familie Wardle in Dingley Dell Pickwick Papers) is bij uitstek een feestelijk gebeuren waar de oudere generatie vol eerbied in het midden wordt geplaatst als hoedster van de traditie. Ook de terugblik van de Geest van het Verleden Christmas Carol) laat een Kerstmis zien die door de welgestelde ondernemer Fezziwig en zijn tamilie feestelijk wordt gevierd temidden van al hun bediendend personeel, buren en aanverwanten. In de Christmas Carol glijdt de blik echter weg van de gezeten burgerlijke families naar de arbeidende massa van het Victoriaanse Engeland, zoals de familie Cratchit. Dickens besefte dat velen van de opkomende middenklasse, in de 24 uurs-economie van die tijd, met hun nuchterheid en hebzucht, niet aan Kerst deden. Voor de oude vrek Scrooge is het gewoon een werkdag. Daar rechttegenover staan Scrooge's neef Fred en zijn klerk Bob Cratchit, die Kerst vieren, als een vrolijk feest en als herinnering aan wat Jezus leerde. Neef Fred noemt Kerst: "a kind, forgiving, charitable, pleasant time; the only time I know of, in the long calendar of the year, when men and women seem by one consent to open their shut-up hearts freely, and to think of people below them as if they really were fellow-passengers to the grave, and not another race of creatures bound on other journeys" (Christmas Carol). Voor mijn gevoel is in deze uitspraak van neef Fred eigenlijk Dickens zelf aan het woord. In deze Christmas Carol gaat het - zoals bekend - over de oude Scrooge en zijn

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2000 | | pagina 5