J ohn Dickens was de zoon van Elizabeth Ball en William Dickens. Beiden waren bedienden van de familie Crewe. John Crewe werd in 1806 Baron Crewe. William was butler en zij werd 'housekeeper'. Zij zijn slechts kort getrouwd geweest. Het is mogelijk, dat hun tweede zoon, John Dickens, werd geboren na het overlijden van zijn vader. De Crewes hebben voor de opvoeding van beide zonen zorg gedragen. De oudste, William, Charles' oom dus, leefde altijd in Londen en hield waarschijnlijk een koffie-huis op 423 Oxford Street. Hij huwde maar kreeg geen kinderen. John Dickens, die zichzelf als 'gentleman' zag, onderhield weinig contact met hem. Rule onderscheidt in zijn boek Albion's People (7) een 'upper class' bestaande uit de aristocratie en de 'gentry'; de 'middling people', waaronder de 'farmers', 'professions' (law, medicine, teaching, estate management), en 'commercial middle class'; en de lower orders', bestaande uit de 'artisans' en de armen. Davidoff (8) kent een aristocratie, 'gentry', 'middling ranks' en 'lower ranks. Voor de periode vanaf 1850 onderscheidt hij de 'upper and middle classes' en de 'working class'. Wat 'aanzien' betreft moet men vóór de nagenoeg totale verstedelijking van het land, onderscheid maken tussen de steden en de landelijke streken of 'country. Huispersoneel bij een aristocratische familie in de stad had een ander aanzien, dan dat bij een herenboer, waar het huispersoneel vaak ook op 'het veld' werkte. Het behoorde echter altijd tot de 'lower ranks' of 'lower orders'. Het had voor de andere klassen geen aanzien, het was voor hen niet 'genteel'. In een grote stad als Londen, kon men eerder de schijn van 'genteel' ophouden, dan in de 'country', waar iedereen iedereen kende. Shabby-genteel people, schreef Dickens dan ook in zijn schets, kwam alleen in Londen voor. Grootvader William Dickens en zijn vrouw waren als huisbedienden niet 'genteel', behoorden tot de lagere rangen. Pas na Charles Dickens' dood werd bekend, dat zijn grootouders aan vaderszijde huisbedienden waren (9). Huisbedienden waren niet genteel. Dit is de oudste smet, die Dickens van huis uit meekreeg en hij moest verheimelijken en vergeten. John bleef tot zijn twintigste bij zijn moeder in de Crewe huishouding. Waarschijnlijk op voorspraak van Baron Crewe werd hij verbonden aan de Navy Pay Office. Edgar Johnson (10) typeert hem als volgt: he talked vividly and entertainingly, even if somewhat magniloquently He was generouskindly, warm-hearted; he loved to play host to his friends over a bottle of wine or a hot bowl of punch; his manner was ornately genteel. No one would have guessed that his father, William.Dickenshad been steward at Crewe Hall or his mother before her marriage a servant in the house of the Marques of Blandford, in Grosvenor Square; and that his mother was even now housekeeper at Crewe. (a) Elizabeth Barrow was het tweede kind van Charles Barrow. Volgens Forster was Charles Barrow op enig tijdstip 'lieutenant' in de Marine (1). Onderzoek van de archieven van de Admiraliteit in die periode leverde echter geen officier met deze naam op. In 1797 had Charles Barrow samen met zijn schoonvader Thomas Culliford en met een zekere William Rolfe een firma van bouwers van muziekinstrumenten. In 1799 stapte hij uit deze firma, waarschijnlijk omdat zijn schoonvader zich eruit terugtrok. Hij vestigde zich als muziekmeester in Lambeth, London. In 1801 werd hij een 'extra clerk' in de Navy Pay Office. Het is onduidelijk hoe dat op zijn 42ste nog mogelijk was. Een jaar later kreeg hij de belangrijke functie van 'Chief Conductor of Monies in Town' met een jaarsalaris van £330 en een suite in Somerset House, het hoofdkantoor van de Navy Pay Office. Een aanzienlijk man moet bij deze stijging op de maatschappelijke ladder aE.Johnson, Vol. I, part I, ch. 1, p. 5. Ofschoon van alle biografen Johnson het uitvoerigst zijn bronnen aangeeft, vermeldt hij dit keer niet hoe hij aan deze karakterisering komt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2001 | | pagina 19