-a/- behulpzaam zijn geweest. Er zijn vermoedens, dat er enige relatie was met John Barrow, later Sir John Barrow, Tweede Secretaris van de Admiraliteit van 1804-1845. Een duidelijke bevestiging hiervan ontbreekt. Het huwelijk van John en Elizabeth, 13 juni 1809, was nog nauwelijks een half jaar oud, toen uit Londen nieuws kwam, dat de sociale status van het jonge paar bedreigde. Tegen Johns schoonvader was een arrestatiebevel uitgevaardigd. Als Conductor of Money was hij verantwoordelijk voor de betaling van de gages en incidentele onkosten van zeelieden. Hij ontving het benodigde geld van de bank en verzond het naar de buitenhavens als Portsmouth, Plymouth, Sheemess en Chatham, onder bewapend geleide. Hij werd voorzien van de nodige gelden door middel van Imprest Bills, die de Commissioners of the Navy van tijd tot tijd tekenden, telkens voor £900 per opdracht. Deze werden afgegeven op grond van een brief, die tesamen met een afrekening getekend door mr.Barrow, door de Paymaster aan de Navy Board was gezonden. Op 11 januari 1810 stelde mr.Barrow de gebruikelijke afrekening op. Dit keer, echter, schreef de Navy Board aan de Thesaurier van de Navy, dat mr.Barrow thans £51.6s.9d. in handen bleek te hebben tegen een tegoed bij hem van £3,713.14s. 10d. per 31 december 1808. De Navy Board stelde daarom een onderzoek voor alvorens een nieuwe Imprest Bill af te geven. Dit onderzoek wees uit, dat sinds 1803 het tegoed bij Mr.Barrow geleidelijk toenam en dat hij regelmatig een valse afrekening had opgesteld. Het totale tekort bedroeg nu £5,680.3s.3d. Mr.Barrow moest voor de Thesaurier verschijnen en erkende schuld. Hij wees op de hoge kosten van een familie met tien kinderen en voortdurend zieken. Hij zou trachten het tekort aan te zuiveren. Een paar dagen later moest hij echter schrijven, dat hij daarin niet slaagde. De Navy Board wilde nog lankmoedig zijn, maar de Thesaurier wilde daarvan niet horen. Na advies te hebben ingewonnen van de Attorney en de Solicitor-General, en de Council for the Affairs of the Admiralty and Navy te hebben gehoord, gaf hij opdracht een strafvervolging in te stellen. Mr.Barrow was toen verdwenen. De Sheriff van Middlesex legde beslag op zijn huisraad. De verkoop leverde £499.9s. op. Het restant van het tekort is nooit aangezuiverd. Het was een schok voor de familie. Het schandaal werd angstvallig verzwegen en is eerst in 1939 na het overlijden van de laatste van Dickens' dochters door Gladys Storey in haar boek Dickens and Daughter bekend gemaakt aan de hand van gegevens in de archieven van de Admiraliteit. (12) Dertien jaar later horen wij weer van Charles Barrow. Hij was toen op the Isle of Man en organist aan de St.George's Church van Manx. De Manx Sun vermeldt in 1826 zijn overlijden. (13) Het jonge echtpaar had nu, om 'genteel' te zijn, veel te verzwijgen: Aan John's kant zijn afkomst van huisbedienden, aan Elisabeth's de fraude van haar vader. Zij waren hierdoor echter niet shabby-genteel in de zin van de schets. In de eerste woning, 387 Mile End Terrace, Landport, Portsea worden de twee oudste kinderen geboren, Frances Elizabeth, altijd genoemd 'Fanny', op 3 november 1810 (14) en Charles (Charles John Huffham) op 7 februari 1812. In april 1817 werd John overgeplaatst naar Chatham met zijn grote marinescheepswerf. Zijn salaris steeg in dat jaar tot £289.15s. Het nieuwe huis, 2 Omance Terrace, lag in een 'genteel' buurt. Er kwamen twee bedienden, Jane Bonny en een jong meisje Mary Weller, dat vooral op de - nu drie - kinderen paste. Voor Charles was dit de gelukkigste periode van zijn jeugd. Hij was aanvankelijk niet sterk en kon niet met kameraadjes spelen of stoeien. (15) Hij zocht toevlucht in lezen en het gelezene in zijn fantasie naspelen. Forster acht de passage in David Copperfield, waar David hetzelfde doet letterlijk waar t.a.v. van de jonge Charles.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2001 | | pagina 20