Gevonden op het Internet. Guus de Landtsheer. Er dwalen soms vreemde verhalen rond. Een bekende soort zijn de zogenaamde 'broodje Aap verhalen' Kenmerkend voor deze verhalen zijn het bizarre plot. In de Engelstalige wereld worden ze ook wel 'urban myths' genoemd, een naam die misschien nog wel beter aangeeft waar het in deze verhalen om draait. Een normale situatie voor onze hoog geïndustrialiseerde westerse wereld gevolgd door een vervelend, maar nog zeer geloofwaardig voorval en een slot dat een absoluut wonder mag heten. Dat Dickens zich met dit soort verhalen bezig zou hebben gehouden? Volgens de aan het eind vermeldde Amerikaanse professor wel. Heeft U enig idee welk verhaal en of boek de professor voor de geest kan hebben gehad? Ridder zonder hoofd Een motorrijder rijdt achter een truck met oplegger die staalplaten vervoert. Bij een spoorwegovergang komt een plaat los en schiet van de wagen. De truckchauffeur heeft niets in de gaten en vervolgt zijn reis op de kaarsrechte weg. Na 3 kilometer wordt de truck ingehaald door een motorrijder zonder hoofd. De truckchanjfeur krijgt van schrik een hartaanval en rijdt een winkel binnen, waar enkele klanten de dood vinden. Het verhaal dook in Nederland voor het eerst op in de jaren zeventig in het boek 'broodje aap' van Ethel Portnoy. Zij hoorde hei verhaal in Frankrijk, en zag het verhaal op verschillende tijdstippen in een paar Franse kranten staan. Er zijn echter nog veel oudere versies bekend. Prof. Brunvand, een Amerikaanse folklorist, vond in een van de boeken van Charles Dickens een verhaal dat sterke gelijkenis vertoont met bovenstaand verhaal. Het toeval wilde, dat Pickwick en zijn drie reisgenooten insgelijks besloten hadden om Rochester tot hunne eerste rustplaats te maken, en nadat zij hunnen nieuwen bekende hadden medegedeeld, dat zij naar dezelfde stad gingen, spraken zij af om de achterbanken der diligence te bezetten, waar zij bij elkander konden blijven. ,,Een twee hoep!" zeide de vreemdeling, terwijl hij Pickwick met zooveel overijüng naar boven duwde, dat het dezen zeer moeilijk viel zijn gewone deftigheid eenigs- zins te bewaren. ,,Ook bagage, mijnheer?" vroeg de conducteur. „Wie ik? Dit pakje anders niet ander goed vooruit met het schip pakkisten zoo groot als huizen zwaar verduiveld zwaar," zeide de vreemdeling, ter wij hij alle moeite deed, om het pakje, dat, naar deszelfs grootte en fatsoen te oordeelen, één hemd en één zakdoek bevatte, in zijn zak te stoppen. „Buk, buk pas op uwe hoofden!" riep de luidruch tige vreemdeling, toen zij onder dep lagen boog kwamen, welke in dien tijd den ingang van het koetsplein vormde. „Gevaarlijk hier laatst nog vijf kinderen moeder lange vrouw - at een boterham dacht niet om de poort bons krak kinderen zien op moeders hoofd af boterham nog in de hand geen mond om hem in te s :eken ijselijk! - Gij ziet naar Whitehall Mijnheer! mooi gebouw klein venster daar ook iemands hoofd af zag ook niet genoeg voor zich he?"*) „Ik dacht juist na," zeide Pickwick, „over de zonder linge onstandvastigheid van het ondermaansche." „Ha! ik begrijp den eenen dag de deur van het paleis n den anderen het venster uit. Filosoof, mijnheer!" „Ik ben ten minste gewoon waar te nemen en na te denken," antwoordde Pickwick. Karei II werd voor Whitehall onthoofd, en door een venster op het schavot gebracht. ff'D--

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2001 | | pagina 39