instincts and the relief of distress mere objects mhich addressed themselves to altogether different classes of minds (Hear). With respect to the grant of loans pr of revocable annuities, no alteration in the charter mas really requisite to authorise the managers of the fund to modify its distribution in the manner recommended. Sir E.B. lytton thought the recommendations of the report had been somemhat misrepresented, or at least misunderstood. The necessities of the hard-morking literaiy man recurred oftener than Mr. Milnes seemed to suppose, and it mould therefore be more in accordance mith the object of that institution that he should receive a certain assured amount of income, mithout having to come knocking at their doors mith repeater applications for relief, and exposing his mounds at each return of his distress (Hear). Mr. Forster appealed to the managing committee to give some assurance that they mould favourably entertain the recommendationspf the report as to loans and annuities. The Chairman could assure the meeting that the governing body had no other desire but to promote the comfort and mell-being of the literary profession, and that they mould give the suggestions that had been made their best and most serious consideration (Hear). The question mas then put to vote, mhen the amendment mas declared to be carried, and the proceedings terminated. In 1864 braken Dickens, Forster en Dilke met de Royal Literary Fund, zij zochten andere wegen om het aristocratische beschermheerschap en de amateuristische organisatie van het Literary Fund te vervangen door een organisatie die de professionele schrijvers kon samenbrengen en ondersteunen. Het Guild of Literature and Art realiseerde in 1865 de bouw van de woningen - bestemd voor de armlastige leden - in Stevenage. Maar uiteindelijk waren wettelijke restricties en gebrek aan enthousiasme oorzaak dat de Guild in 1897 werd opgeheven. De leden van het Guild of Literature and Art die schrijver waren werden lid van de Royal Literary Fund, en de kunstenaars werden lid van het "Artists' General Benevolent Institution. De gelden van de Guild werden gelijkelijk over de twee instellingen verdeeld. Achteraf was het oordeel dat de mislukking eigenlijk voortkwam uit het feit dat de doelgroep zelf, de schrijvers en kunstenaars, de zaak niet met hart en ziel ondersteunde. Eind veertiger jaren in de vorige eeuw ruimde het advocatenkantoor Farrer, Ouvry Farrer, dat eens ook de zaken van Dickens behartigde, oude dossiers op. Een gedeelte daarvan kwam in het bezit van een boekenverzamelaar, ene Mr. Charles J. Saywer. Daarbij was één pakketje met juridische stukken welke betrekking hadden op het Guild of Literature and Art, en op een fonds dat was gesticht "In Remembrance of the late Mr. Douglas Jerrold". Frederic Ouvry was Dickens' persoonlijk juridisch adviseur, en stond Dickens in die hoedanigheid bij toen de Guild of Literature and Art in 1854. Ook adviseerde hij Dickens in 1856 bij de aankoop van Gad's Hill, het huis waar Dickens de laatste 14 jaar van zijn leven doorbracht. In 1857 was Ouvry de juridisch adviseur van de beheerders van het "Jerrold's Memorial Fund". Douglas William Jerrold (1803-1857) was aanvankelijk toneelschrijver maar later vooral journalist, onder andere voor "Punch". Meer dan twintig jaar waren zij hecht bevriend, en deelden hun politieke en sociale opvattingen. Jerrold acteerde ook in het amateurtoneelgezelschap van Dickens. Na Jerrold's plotselinge overlijden organiseerde Dickens een aantal toneelvoorstellingen ten bate van de weduwe en de ongehuwde dochter. Tot ongenoegen van de zoon van Jerrold, Blanchard - een medewerker van Dickens' eigen tijdschrift "Household Words" - die publiekelijk protesteerde omdat de familie geen financiële ondersteuning nodig had. Cees van Steijnen, Overveen, 22 september 2002.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2002 | | pagina 37