Jack Maggs Het behoeft geen nader betoog dat Charles Dickens werk en persoon nog altijd een grote inspirerende kracht bezitten. Dat wordt eens te meer aangetoond door de in 1997 verschenen thriller Jack Maggs van de Australische schrijver Peter Carey. De hoofdpersoon van deze roman, aan wie de titel is ontleend, is een illegaal uit Austraüë teruggekeerde misdadiger, die met gevaar voor eigen leven op zoek is naar zijn aangenomen zoon, die de veelbetekenende achternaam Phipps draagt. In zijn ballingsoord heeft de crimineel in zoverre gratie gekregen dat hij uit gevangenschap werd ontslagen, waarna hij zijn fortuin maakte in de baksteenindustrie. Een deel van dit fortuin werd besteed aan de opvoeding van Phipps, die ten tijde dat de roman speelt, de jaren dertig van de negentiende eeuw, op ruime voet kan leven van een toelage in een fraaie woning die, naar in de loop van het verhaal blijkt, het eigendom is van Maggs. Dit alles omdat het vierjarige weesje Phipps ooit een goede daad verrichtte ten aanzien van de veroordeelde, toen die onderweg was om gedeporteerd te worden naar Australië. Zonder twijfel denken wij direct aan de figuren van Pipp en Magwitch uit Great Expectations maar er is meer dat wijst op Dickens. Een belangrijke rol in het boek wordt gespeeld door de schrijver Tobias Oates, succesvol maar van nederige afkomst en, ondanks zijn rijzende ster, voortdurend in financiële zorgen, die nog worden verergerd door een vader die niet met geld kan omgaan en schuldbekentenissen uitschrijft met als borg de naam van zijn bekende zoon. Deze Oates, die behalve schrijver ook als journalist actief is, is tot over zijn oren verliefd op het jongere zusje van zijn vrouw, dat bij het echtpaar in huis woont. Deze Lizzy komt op jonge leeftijd te overlijden. Oates is een enthousiast wandelaar en amateur-magnetiseur. Hij gebruikt zijn vaardigheid als magnetiseur om achter het geheim van Maggs leven te komen, met het doel daarover een roman te schrijven. Dat gebeurt uiteindelijk ook, zij het jaren later. Eerst verschijnt The Death of Jack Maggs in 1860 als feuilleton en in 1861 als boek. De jaartallen zijn geen toeval. Hoewel Carey vrijelijk gebruik maakt van zijn werk en persoon is Jack Maggs geen parodie op Dickens, maar een geheel op eigen benen staande thriller met een verrassende afloop. Hoewel bijna vermoord door het stoken van een miezerig, maatschappelijk omhoog gevallen groentenboertje, weet Maggs, na de uiteindelijke ontknoping van het drama, met zijn geliefde, Mercy Larkin, te ontsnappen. Plet paar gaat naar Australië, waar Mercy de opvoeding op zich neemt van de twee zoontjes van Maggs, die evenals hun vader op het verkeerde pad dreigen te gaan. Het gezin wordt een toonbeeld van deugdzaamheid en maatschappelijk succes. Zo deugdzaam, dat we deze toegift op het boek alleen maar kunnen zien in het licht van een geslaagde ironie. Carey beschrijft het Londen uit de jaren dertig van de negentiende eeuw, maar hij heeft geenszins een negentiende eeuws bock geschreven. De roman is zeer eigentijds in de zin dat er weinig wordt verzwegen. Zo komt bijvoorbeeld de herenliefde aan bod, waaraan niet alleen Phipps doet, maar ook enkele huisknechten, en is Oates niet op een platonische wijze verliefd op zijn schoonzusje, maar zo vaak als hij maar de kans krijgt verenigt hij zich met haar. Het resultaat is een ongewenste zwangerschap, een overdaad aan abortuspillen en het doodbloeden van Lizzy tijdens een miskraam. Mercy, ten slotte, is, voor ze er met Maggs vandoor gaat, allesbehalve vies van de lichamelijke omgang met de veel oudere ex- groentenman Buckle, haar weldoener van weleer. De auteur heeft geen nieuwe Dickens willen schrijven, maar door een deel van diens materiaal en leven door zijn roman te weven zijn we als Dickensians zowel op bekend terrein als in een geheel nieuw avontuur terechtgekomen. We bevinden ons daarbij echter wel op een terrein dat bezaaid is met voetangels en klemmen. Steeds als we denken een herkenningspunt te hebben gevonden komt Carey met een wending die ons op het verkeerde been zet. Daarbij

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2002 | | pagina 22