DICKENSIAANSE BRIC A BRAC Matthew Arnold (1822-1888) Toen ik de convocatie voor de herfstbijeenkomst 2002 las, moest ik vanwege het onderwerp van de lezing van prof. Tony Pointon ("Nickleby and Educational Paradoxes") denken aan Matthew Arnold. Deze dichter en tijdgenoot van Dickens was namelijk naast het professoraat voor poëzie in Oxford in hoofdzaak werkzaam als inspecteur van het onderwijs. In die hoedanigheid ontwikkelde hij een opvoedkundig systeem, dat hij propageerde tot heil naar hij meende van de Engelse jeugd. Toen Dickens aan Hard Times begon, moet hij weet gehad hebben van het educatieprogram van Arnold. Dit lijkt te meer voor de hand, nu Arnold zich liet inspireren door het gedachtengoed van zijn vriend John Stuart Mill "utilitarian philosophy"), waarvan - zo is bekend - Dickens gruwde. Het is dus alleszins verantwoord Thomas Gradgrind te beoordelen als een Arnold-adept, zij het als een caricatuur daarvan. Ik heb deze belangwekkende verbinding van Dickens met Arnold ter overweging voorgelegd aan prof. Pointon. Hij was verbaasd, evenzeer aangenaam verrast door dit "nieuwe" licht op Plard Times als bron van educatie. 'Ik ga dit grondig onderhoeken'. Tekst voor Dickens en de film Onderstaand enkele ervaringen, ondergaan door min of meer bekende Nederlanders vanuit een stoel in de cmema en met het oog op Dickens. Wim Verstappen (cineast): "Alidden in de film gaat iemand ineens uit de Pickwick Papers van Dickens voorleden. Vraag mij niet waarom. Ik ben er door verbijsterd, een vrouw achter mij waagde het om de heilige spanning in de haal te verbreken door wat te vragen aan een buurvrouw. Ierstoordgesis alom om haar heen. Je hebt niets te vragen, als bij Bergman iemand uit Dickens voorleest, je hebt alleen maar in stilte tot God te bidden om opheldering voor het diep-mcnselijke probleem wat of de Pickwick in "Schreeuw ponder antwoord" doet". Tot zover Verstappen. De schreeuw om opheldering in de vorm van een bede tot God (toe maar) schreeuwt om commentaar. In de eerste plaats zij opgemerkt, dat in het hoge Noorden om der wille van opheldering veel wordt gedaan aan innerlijke strijd, op verscheurende wijze. Dit moge blijken uit leven en werk van Strindberg, Ibsen, Kierkegaard, Knut Hamsun, Edvar Munck, commissaris Beek, Zarah Leander, allen vertolkers van de ondraaglijke zwaarte van het bestaan. Ingmar Bergman nu, met de finale Schreeuw in het verschiet, toont ons in zijn film een genoeglijk samenzijn in een Zweedse salon, bij wijze van contrast. Zo'n bijeenkomst behoeft vanwege het Zweedse karakter node enige opmontering. In dat besef komt Bergman op de geniale gedachte de Pickwick in te zetten. Ik kom nu tot de essentie, te weten het gedrag van de "vrouw achter mij"! Zij ziet op het schenn, dat in de intieme sfeer van een huiskamer wordt voorgelezen uit Dickens. Een aan onze leeskringen welbekend gebeuren. Op dit hoogtepunt stelt zij een vraag aan haar buurvrouw, bijv. "ken je Dickens" of voor mijn part "moet je nog een snoepje?" Wat is hier mis mee? Er is voor Verstappen alle reden voor een bede tot opheldering en dan vooral een bede om bekering tot Dickens. Paul Hellman (filmcriticus) De eerste echte filmdoop kreeg scholier Paul te Arnhem, vlak na de oorlog (1946). Het werd "Grote verwachtingen", als tweede keus omdat de Hollandse klucht "De

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2002 | | pagina 36