Zeer geachte Dickensians,
In de afgelopen jaren hebben we diverse etablissementen bezocht - gefrequenteerd, had ik
bijna geschreven - voor onze bijeenkomsten. Dit werd niet zozeer ingegeven door de wens u
een breed beeld te geven van de Kennemerlandse horeca, maar veeleer door beperkende
omstandigheden. Niet bij alle etablissementen krijgt de directie een kleur van vreugde als wij
ons aanmelden. Ik heb niet de indruk dat men iets tegen onze branch heeft, het vloeit voort uit
de ontwikkelingen in de maatschappij, simpeler gezegd, men kan aan anderen meer
verdienen, of men drukt de kosten door geen diners meer te serveren. Kortom het aantal
adressen waar wij terecht kunnen, tegen die beschaafde prijzen die wij graag zien, wordt
minder en minder. Het bestuur is in onderhandeling over een grote tent, tweedehands maar
toch goed, zodat wij in de toekomst een eigen onafhankelijk onderkomen krijgen.
Gelukkig hebben wij nu weer een bedrijf bereid gevonden ons te ontvangen, en niet zomaar
een, maar - u hebt het al in de laatste convocatie gelezen - Kraantje Lek, de plaats waar het
allemaal begon. Met enige ontroering heeft het bestuur daar onlangs weer het originele
Charter van onze branch aan de muur zien hangen, en toen de eigenaar het van de wand
haalde, zagen wij door onze tranen heen op de achterkant een door Godfried Bomans
getekende verklaring dat hij dit Charter uit de handen van de toenmalige President had
ontvangen. Wij aten daar de in de vroege jaren van de Branch gebruikelijke pannekoek (of
pannenkoek, u mag kiezen, ik doe niet meer mee met spellingsveranderingen), maar dan vers
gemaakt.
Ook bezochten wij de dependance, het "tuighuis" (de naam slaat niet op ons), waar ik heel
lang geleden mijn eerste en tot nu toe ook laatste bijeenkomst bij Kraantje Lek meemaakte.
Het was in juni, een zogenaamde "buitendag", en ik herinner me dat die ook buiten begon. We
zaten heerlijk in de zon op het terras, maar dat duurde niet lang. De voorzitter verzocht ons
naar binnen te gaan in het tuighuis. Daar liepen we met knipperende ogen, ons stotend tegen
tafels en stoelen, omdat het tamelijk duister was. Nadat kaarsen waren aangestoken ging dat
beter. Na enige tijd trokken vele leden hun jas of trui weer aan, omdat een kille atmosfeer tot
diep in de botten voelbaar werd. Het voordeel van deze romantische locatie was dat de
bijeenkomst lang in het geheugen blijft. Nu is dat echter anders, bij ons recente bezoek bleek
dat het veel lichter was geworden, ik weet niet waarom, misschien komt het omdat er nu
ramen in zitten. Bovendien had ik de indruk dat er nu ook verwarming is.
Lang geleden brachten vissersvrouwen uit Zandvoort lopend de vis in emmers naar de markt
in Haarlem. Zij liepen door de duinen naar Kraantje Lek, en vandaar langs Het Wapen van
Kennemerland (bijgenaamd "De Stinkende Emmer" omdat daar op de terugweg de emmers
werden schoongespoeld). We bevinden ons dus aan een oude visroute, maar je merkt er niets
van, dus ik neem aan dat u daar geen bezwaar tegen heeft.
In Het Wapen van Kennemerland, ik draai er niet omheen, wil men ons niet meer ontvangen
omdat we te weinig verteren. Het zaaltje waar wij zulke goede herinneringen aan hebben, en
waar de muren - zo ze praten konden - verslag zouden kunnen doen van ons literair en
algemeen cultureel discours, blijkt nu meer op te brengen door de verhuur voor feesten en
partijen. Onze beschaafd consumptiepatroon (kopje thee, glaasje wijn) valt in het niet bij wat
tegenwoordig onder feestende gezelschappen gebruikelijk is. Ik weet dat enkele leden
probeerden om dit te compenseren, maar helaas zonder voldoende resultaat. Er is teveel geld
onder de mensen. Hulde aan de leiding van Kraantje Lek, die blijk geeft van historisch inzicht
en en juiste prioriteitenkeuze!
Met Dickensiaanse groet,
Paul Ferdinandusse