serious case for the poor borrower, as the pawnbroker not only gets his 20 per
cent., but in many cases double and treble the amount lent."
Uiteraard verdedigde een 'nette' pandhuishouder zich tegen deze aantijgingen,
in The Times van '10 November 1846. Het is niet duidelijk of deze 'nette'
pandhuisouder, Mr.Richard Attenborough, dezelfde was als Mr.Richard
Attenborough, die werd vermeld in The Timesin 1865. Hij kocht toen een gestolen
armband toebehorend aan Lady Honoria Cadogan, voor £50. Hij verkocht
onmiddellijk de stenen eruit aan een andere juwelier-paridhuishouder en de resl aan
een derde collega. Het goud daarvan werd achterhaald vlak voordat het zou
worden gesmolten. Mr,Attenborough was echter wel zo braaf om justitie zijn
medewerking te verlenen bij het achterhalen van de dief.
Ook Thomas Culver moest zijn kleren verpanden om aan eten te komen.
George Stephney kwam in de gevangenis voor schuldenaren vanwege een
kostuum, dat hij had laten maken zonder te betalen. In de gevangenis liet hij zijn
kostuum verpanden. Van een 'collegian' hoorde hij, dat er een 'gentleman' was, die
lommerdbriefjes opkocht. Stephney had zijn kostuum verpand voor£l .8s. en kreeg
voor het briefje 9s.
Sorns speelde een dergelijke 'gentleman' onder één hoedje met de pandhuis
houder, die zo eigenaar van het onderpand werd en zonder de gestelde termijn af
te wachten de winst erop door verkoop kon realiseren.
In Martin Chuzzlewit iaat Dickens iets van het 'innerlijk' verval zien van Martin,
wanneer deze horloge en kleding moet verpanden. De eerste keer de aarzeling,
wachten tot het donker is, langs een aantal pandwinkeitjes lopen. Later openlijk,
lusteloos en verveeld slenterend.
Hef kwam vaak voor, dat de pandhuishouder onbetaalde of zelfs gestolen
goederen beleende. Hij liep dari het risico, dat hij hen moest teruggeven of
schadevergoeding moest betalen. Bij bankroet of insolventie van de
pandgever of verkoper was er ook kans, dat de goederen teruggevorderd werden
(b.v. door assignees).
Pandhuishouders hadden ook een dubieuze rol iri het verschaften van krediet
aan kooplieden, die in financiële moeilijkheden zaten en deze trachtten op te
vangen, door op krediet gekochte goederen onmiddellijk Ie verpanden.
Het verschil tussen de zilversmid, juwelier, pandhuishouder en uitdrager was niet
principieel.
There are grades in pawning as iri everything else, and distinction must be
observed even in poverty.... The aristocratic Spanish cloak and the plebeian
calico shirt, the silver fork and the flat iron, the muslin cravat and the Belcher
neckerchief, would but ill assort together; so, the better sort of pawnbroker calls
himself a silversmith, and decorates his shop with handsome trinkets arid
expensive jewellery, while the humble money-lender boldly advertises his calling,
and invites observation.
The Pawnbrokershop Sketches by Boz):