Na deze woorden boog hij stijfjes en werd van bleek, doorschijnend, waaruit ik met schrik afleidde, dat hij op het punt stond, zich terug te trekken in de Pickwick Papers die zich bij zijn elleboog bevond. "Oh, het spijt me zo, kom alstublieft terug", riep ik radeloos "ik ben eigenlijk niet zo, maar de teleurstelling was zo groot en...". Tot mijn grenzeloze opluchting werd zijn gevulde gestalte weer zichtbaar en zei hij, zich naast mij neerzettend op een omnibus van A.M. de Jong: "goed dan, het gaat niet aan, de verruwing in de maatschappij aan één persoon toe te schrijven, dus laten we dit schokkende incident vergeten". Hij ging wat gemakkelijker zitten en zei, mij schuins aankijkend, "u houdt van Dickens en dat pleit voor u; Dickensianen zijn over het geheel genomen een aardig soort. U betaalt toch wel contributie?" Toen ik knikte, vervolgde hij: "heel belangrijk voor het voortbestaan van een afdeling; vóór je het weet, is de zaak naar de klvaantjes". Toen ik geschokt opzij keek, floot hij geluidloos en bekeek geïnteresseerd zijn onberispelijke nagels. Na een korte, wat onbehagelijke stilte zei hij abrupt:" nou vooruit, ééntje dan" en wees schalks naar z'n wang "U bent toch geen weduwe hè? vroeg hij achterdochtig toen ik me naar hem overboog. "Nee, meneer Pickwick" stelde ik hem gerust en kuste hem voorzichtig op een gladde wang. Hij grijnsde schaapachig en haalde z'n schouders op "die episode zal me m'n hele leven achtervolgen". Hij zuchtte en voegde er peinzend aan toe: "en dat is in mijn geval héél lang. Maar, nu u géén weduwe bent, is het mij een waar genoegen. Nog één alstublieft, rechts als u er bij kunt". Ik voldeed aan z'n verzoek, waarop hij veerkrachtig overeind sprong en mij zijn arm aanbood met de woorden: "dank u, daar was ik aan toe; mijn vorige manifestatie was bij de heer Bomans, uw oprichter. Een heel sympathieke man, werkelijk, maar waar het kussen betreft, trek ik de absolute grens bij heren. Ik zou nu graag een kopje thee gebruiken. Is hier een respectabele herberg in de buurt?" En zo liepen wij dan, gezellig keuvelend, langs de grachten en over de pleinen tot we in een rustige tearoom belandden, waar mijn metgezel talloze taartjes verslond, vier potten earl grey ledigde en uitweidde over de wonderlijke en enigszins beangstigende wereld waarin hij zich bevond. In het bijzonder was hij te spreken over het toilet met doortrek mogelijkheid; mijn angstig vermoeden dat zijn prostaat de beste tijd had gehad, bleek ongegrond toen hij voor de zevende keer glunderend, en sterk ruikend naar zeep, zich weer bij mij voegde. Wat een heerlijke middag! En hoe trots en bevoorrecht voelde ik mij, toen ik mijn gast achterliet in de boekwinkel en thuis dit verslag schreef voor een wereld, hongerend naar wonderen in deze kille, onpersoonlijke tijden! Helaas, het mocht niet zo zijn; zelfs hier, in de Dickens Fellowship, waren ongeloof en hoon mijn deel en ik kon mijn tranen nauwelijks bedwingen, toen woorden als "fantast" en "leugenaar" mijn oren bereikten. Jaloezie, dat is het. Daar betaal je dan trouw je contributie voor. Nou, dat erelidmaatschap kunnen ze ook houden. Maar het allerergste is, dat hij niet meer terug wil komen om mij van blaam te zuiveren. Ik heb nu 26 verschillende uitgaven van de Pickwick Papers en die liggen allemaal open door het huis verspreid met potten earl grey en zelfgebakken taart ernaast. Elke nacht lig ik op de loer; mijn ogen zijn hol en mijn haren grijs. Twintig jaren zijn verstreken sinds die onvergetelijke dag. De Dickens Fellowship heeft mij geroyeerd, omdat het contributiegeld opgaat aan taart, maar ik blijf hopen. Eens zal de wereld mij geloven als ik Samuel Pickwick gevankelijk meevoer naar Bloemendaal met mijn laatste krachten 'N s kijken wie hier fantaseert.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2003 | | pagina 10