Zeer geachte Dickensians, De redactie attendeerde mij erop dat de heer Pickwick nogal eens voorkomt in dit nummer, waardoor er min of meer sprake zou zijn van een informeel "Pickwick"-nummer. Volgzaam als ik ben, liet ik mijn gedachten gaan over Pickwick, maar dit ging niet zonder complicaties. Voor mijn geestesoog zag ik ook steeds de jonge Oliver Twist, dit in verband met ons "book of study". Het contrast tussen de welgedane Pickwick met zijn "embonpoint" en de schriele hongerige Oliver is zo groot dat ik even bang was dat mijn personal computer hierop zou reageren, bijvoorbeeld met het verschijnsel van "not responding". Gelukkig gebeurde dat niet, vandaar dat dit stukje gewoon verder kan gaan. En dan te bedenken dat Dickens aan beide boeken tegelijkertijd schreef, sterker nog, de droevige eerste hoofdstukken van Oliver Twist schreef hij tegelijk met komische passages uit The Pickwick Papers. Peter Ackroyd vermeldt dat hij meestal eerst een hoofdstuk Oliver schreef en daarna, als om zichzelf op te vrolijken, een stukje Pickwick. De enorme stap van de idyllische wereld van Pickwick naar zijn scherpe aanval op de "New Poor Law" in Oliver Twist heeft te maken met het feit dat de gevolgen van die wet (eigenlijk een serie maatregelen uit 1834) pas in die tijd (1837) goed duidelijk werden, en dat die maatregelen pas in 1837 werden ingevoerd in Londen. Ook kan meegespeeld hebben dat Dickens zich niet wilde laten inkapselen als "humoristisch" schrijver, en wou laten zien dat hij ook anders kon. Nog belangrijker is natuurlijk dat zijn eigen jeugdervaringen hem bijzonder betrokken maakten, en hij wilde opkomen voor de Londense straatkinderen. In het laatste nummer van The Dickensian staat een artikel van Cornelia Cook waarin zij o.a. uiteenzet dat Dickens in Oliver Twist suggereert dat een ideologie van "eigen belang voorop" de maatschappij van hoog tot laag heeft doordrenkt, en dat de beschreven "low-life criminals" in dit opzicht een parodie vormen op de hogere kringen, waar het utilitaristisch denken en "the new political economy" ingang hadden gevonden. Fagin geeft blijk van die toen nieuwe ethiek als hij zegt: that a regard for number one jezelf) holds us all together, and must do so, unless we would all go to pieces in company". Pickwick belichaamt het tegenovergestelde, hij is aanvankelijk vooral een humoristische figuur, maar wordt al snel een man van principes en een weldoener, in een wereld waarin goede verhoudingen bestaan tussen vader en zoon, heer en knecht, mensen uit diverse maatschappelijke lagen, enz. en waarin bureaucraten en hypocrieten belachelijk worden gemaakt. Als we deze beide boeken bezien, dan is het toch wei heel vreemd - lezers, ik kom nu bij mijn stokpaardje, bent u daarmee al bekend dan kunt u nu rustig stoppen met lezen - dat onze tijd een vrolijke musical maakt van Oliver Twist en niet van The Pickwick Papers. Let wel, van mij hoeven er helemaal geen musicals gemaakt te worden, en al helemaal niet van de boeken van Dickens. Maar als dat dan kennelijk toch moet, waarom dan van het verkeerde boek? Van de jonge Oliver is al zo veel misbruik gemaakt, waarom nu ook nog door musical makers? Het is misschien wel de grootste kracht van Pickwick, dat hij boven de musical staat. Zo'n Pickwick-brilletje is snel opgezet, en die buik is snel aangebracht, maar er komt meer bij kijken. Van den Ende Produkties waagt zich daar niet aan. Met deze opbeurende constatering neem ik afscheid, met Dickensiaanse groet, Paul Ferdinandusse

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2003 | | pagina 5