were Vice Presidents.They proceed on a Plan well calculated to prevent Imposition,
and secure the right Application of their Bounty. The leading Rule with regard to the
Objects of their Charity is in the following Words: That such Debtors shall have the
Preference as are most aged or infirm, have the largest Families unprovided for, are
the most likely to be useful to the Community, and appear to have lost their Liberty by
unavoidable Misfortunes; at least not by Fraud, Vice, or Extravagance." And to
enable them to carry this Rule into Execution, their Practice is to oblige each
Petitioner "to name Two respectable Housekeepers as Vouchers for his Integrity,
Sobriety, and Industry; to whom the Society constantly refer their Enquiries, and by this
Means preclude almost the Possibility of Imposition." [lbid.p.26-7]
De Society had zo voor de som van £29,384.10s.2d. 12.590 kleine schuldenaren vrij
gekregen, met 7.842 vrouwen en 23.268 kinderen. Zij waren "of the Description of
Manufacturers and Labourers, Seamen, Dealers, Chapmen and Persons of various
Professions".
Ofschoon vooraanstaande juristen en zelfs rechters in het bestuur van de Society
zaten, betekenden de activiteiten van de Society toch, dat alleen voor particuliere
liefdadigheid de arme schuldenaren menselijke personen waren en niet slechts
juridische abstracties. Die personen zaten weliswaar gevangen en waren daardoor
besmet, maarzij mochten door middel van twee getuigende 'housekeepers' aantonen,
dat zij in staat waren als vrije mensen in de samenleving hun arbeidszame rol, dan wel
als grijsaard of zieke de hen toekomende plaats, te vervullen. Dit aantonen hield
eigenlijk in, dat zij door 'vrije' medemensen als gelijkwaardigen, dus ook in staat 'vrij' te
leven, werden erkend.
Ten aanzien van het insolventierecht heeft het parlementair rapport van 1792 geen
enkel effect gehad. Het reglementeren van het gevangenisbeheer ging gewoon door.
Pogingen uitwassen van het pandrecht te beteugelen werden voortgezet op de weinig
succesvolle wijze.
Een van de hoofdkenmerken van het insolventierecht vóór 1813 was. dat dat recht in
de insolvent niet of nauwelijks een menselijke persoon zag en dat velen, vooral bij arrest
on Mesne Process te gemakkelijk als een 'onvrije' persoon konden worden
gequalificeerd. De 'verzachtende' gevangenisreglementen brachten hierin nauwelijks
verbetering. Slechts voor de liefdadigheid verschenen weer mensen. Deze
mensonwaardige zienswijze gold ook voor vrouwen en kinderen, die toch al
handelingsonbekwaam waren, met slechts deze uitzondering, dat zij formeel wel de
gevangenis uit mochten, maar dat financieel, dus in feite, niet konden: Zij werden
aanhangsels van 'onvrijen'.
Aan de instelling van de Insolvent Debtors' Court in 1813 was voorafgegaan een
nieuw parlementair onderzoek in 1809. Voor ons is het rapport één grote aanklacht
tegen arrestatie en gevangenschap wegens schulden, ook al werd dit in historisch
perspectief begrijpelijk gemaakt en vergoelijkt: Men had misbruik niet kunnen voorzien.
Bij de arrestatie on Mesne Process, werd de aangeklaagde gearresteerd op fictieve
gronden, waarvoor hij niet aangeklaagd was: een zware inbreuk op de persoonlijke
vrijheid. Verweer tegen de arrestatie was niet mogelijk. Anders dan de crimineel kreeg