de gevangene geen voedsel, noch was er enig andere voorziening dan onderdak in een kale onverwarmde ruimte tesamen met ander 'uitschot'. Ook bij het arrest on execution was de schuldenaar overgeleverd aan de willekeur van de schuldeiser, die hem al dan niet kon vrij laten en in feite hem al dan niet de 'sixpence' kon geven. Wie vanwege een misdrijf voorlopig was gearresteerd, was er zeker van dat hij berecht zou worden, wie on Mesne Process was gearresteerd, moest maar afwachten of ooit over zijn al dan niet bestaande schuld een rechterlijke uitspraak zou komen. Zodra van de voor een misdrijf gearresteerde vast stond, dat hij onschuldig was, was hij vrij. De wegens schulden gevangene, moest ook als hij door de rechter 'discharged' was, eerst nog zijn gevangenisschulden kunnen betalen. "The fundamental Notion of all Law is, that the Fate of no Member of the Community shall be left to the Caprice of another", schreven de Lords Committees. Tussen een schuldenaar en een schuldeiser geldt een rechtsbetrekking. Maar welke rechtsverhouding geldt tussen een op fictieve gronden gearresteerde 'schuldenaar' en een misschien wel naar hef buitenland vertrokken schuldeiser, zoiets als die tussen een eigenaar en de weggeworpen zaak? Is deze gearresteerde nog een rechtssubject of persoon? Het zo juist besproken rapport uit 1809 en wellicht ook het rapport over Thomas Culver, waren vermoedelijk de belangrijkste aanleiding tot de 53 Geo.iii,c.l 02 An Act for the Relief of Insolvent Debtors in England [10th July, 1813], waarbij de Insolvent Debtors' Court werd ingesteld. De werkwijze van deze rechtbank is al uitvoerig besproken. Hoezeer hierdoor ook een verbetering kwam in de duur van de gevangenschap, de wijze van arrestaties en de willekeur van de echte of valse schuldeiser bleven voortduren. Hoe weinig er verbeterde, blijkt wel uit het optreden van Earl Standhope in 1814 in het House of Lords. Het rapport op de dood van Thomas Culver lijkt geen enkel gevolg te hebben gehad. Gevangenen stierven nog steeds van honger. Verwezen zij naar onderstaande passage uit Hansard, Parliamentary Debates, xxvii, cls.607 ff., 1814, May 2. Eaii Stanhope rose, pursuant to notice, to call the attention of the House to this subject; and he expressed his persuasion, that what he had to state with regard to the violation of civil liberty and common humanity, under the law as it at present existed, particularly in consequence of the arrest upon mesne process, was much as must excite the astonishment, and interest the feeling of every one who heard him The noble lord then briefly described the Petition to which he had referred at the outset, and which he moved to have read. It was accordingly read as follows: 'To the Lords Spiritual and Temporal of the United Kingdom of Great Britain and Ireland, in Parliament assembled, The Petition of William Wright; 'Sheweth; That your lordships' petitioner was arrested on the 16th of june to the Fleet prison, to save his bail from being charged with the debt. 'That near half of the said debt, for which your petitioner was arrested, had been owing under a statute of bankruptcy near two years before, and was consequently in no way recoverable by law, as petitioner had obtained his certificate; but, from principle of integrity, he was induced to include it in the said sum of 141.12s. 'That your petitioner, soon after being committed to prison, was obliged, for subsistence, to sell his shop fixtures for 51., which shortly before cost upwards of 501.; his household furniture having been previously seized for rent.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2004 | | pagina 14