ingediend met betrekking tot schuldenaren, 14 over arrestatie wegens schulden, 11 over gevangenschap wegens schulden en hulp voor arme schuldenaren, 17 over de 'Law of Debtor and Creditor1, 6 over fraude jegens schuldeisers. Daarnaast waren er dan nog de parlementaire rapporten en overzichten over aantallen. [House of Lords. General Index to the Sessional Papers, Dobbs Jerry, New York 1976} In April 1827 wees mr.Hume in het House of Commons op het schrikbarend aantal arrestaties wegens schulden in Middlesex alleen al. In een jaar tijd bijna 12.000. Men kon voor een paar shilling arresteren wie men maar wilde. Mr.Hume stelde voor een onderzoekscommissie in te stellen naar de situatie in de gevangenissen en het functi oneren van de imprisonment for debt. Uit het verdere debat bleek, dat hij eigenlijk voor afschaffing van de gevangenschap wegens schulden was. Op de toezegging dat maatregelen zouden worden genomen bij de verlenging of herziening van de relevante wetten, trok mr.Hume zijn voorstel in. {Hansard Parliamentary Reports New Series, April 3, 1827 cls.223-34] Onvrede (vooral in commerciële kringen) over het functioneren van de bankruptcy laws kwam in 1827 tot uitdrukking in een rapport uitgebracht aan de Common Council of the City of London. The Times bracht in de editie van 11 juli uitvoerig verslag uit. The Times vond de 'evidence' van een van de juristen zo voortreffelijk, dat zij deze volledig heeft overgenomen. Deze jurist, Mr.F.C.Parry, wees erop, dat de tijden veranderden en dat de wetgever zich zonder een vaste lijn te volgen aanpaste. Slechts aarzelend ging de wetgever in schuldenaren en bankroete personen geen misdadigers meer zien, ofschoon in de legal fictions de schuldenaren nog steeds in een reuk van criminaliteit stonden (belediging van het hof in de fictie van Court of Common Pleas, vredebreuk in de fictie van Court of King's Bench en schuldig aan de Kroon in die van Court of Exchequer). Mr.Parry vergeleek de resultaten van insolventie en bankroet vanuit het standpunt van de schuldeisers en concludeerde, dat die van insolventie buitengewoon mager, ja nagenoeg nihil waren. De kernfout was het bestaan van twee soorten van schulddelging naast elkaar: insolventie en bankroet. Dit onderscheid moest worden opgeheven. Hiermee schaarde Parry zich bij degenen, die deze opheffing voorstonden. Belangrijker was echter, dat de invloedrijke The Times nu van mening was, dat het standpunt van de voorstanders ernstig overwogen moest worden. In zijn beroemd geworden rede over de 'State of the Courts of Common Law' voor het House of Commons van 7 Februari 1828 noemde Lord Brougham de Engelse Law of Debtor and Creditor "the very worst in Europe". Het voornaamste gebrek was de onmogelijkheid een vaststaande vordering te verhalen op belangrijke vermogensbestanddelen, ondanks een sterk gewijzigde economie (industrialisatie). [Hansard Parliamentary Debates 18 cl.234 Feb.7,1828] Kort hierna werd de koninklijke commissie naar de werkwijze van de Superior Courts of Common Law ingesteld en haar eerste rapport, waarvan in het voorgaande herhaaldelijk gebruik is gemaakt, verscheen al in februari 1829. Van de latere rapporten zijn vooral het vierde van maart 1832 voor ons van belang en, maar in mindere mate, het zesde van mei 1834.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2004 | | pagina 18