verscheen in de Morning Chronicle van december 1834 als laatste van de serie Street
Sketches. Dickens werkte toen voor de Morning Chronicle als parlementair
verslaggever, maar werd voor de Street Sketches extra betaald. Zij zijn zijn eerste
gehonoreerde werken. Behalve de eerste van deze vijf schetsen zijn zij opvalend anders
geaard dan de voorafgaande onbetaalde schetsen in de Monthly Magazine. Het is
alsof de jonge auteur in de Street Sketches tot een van de hoofdthema's van vele van
zijn werken kwam: de harde werkelijkheid van de arme of verarmde Londenaars.
Wanneer wij de eerste schetsen in de volgorde van hun verschijnen plaatsen,
levert dit het onderstaande resultaat op:
1833, dec: A Dinner at Poplar Walk (latere titel: Mrs.Minss and his Cousin).
1834, jan: Mrs.Joseph Porter 'Over the Way' (latere titel: Mrs .Joseph Porter).
1834, febr: Horatio Sparkins.
1834, april: The Bloomsbury Christening.
1834, mei: Boarding House. Chapter 1
1834, juni 7: Sentiment.
1834, aug: Boarding House. Chapter 2.
1834, sept.25: Street Sketches N°1Omnibuses.
1834, oct: The Steam Excursion.
1834, oct.l 0: Street Sketches N°2: Shops and Their Tenants.
1834, oct.23: Street Sketches N°3: The Old Bailey (latere titel: Criminal Courts).
1834, nov.5: Street Sketches N°4: Shabby Genteel People.
1834, dec.l 5: Street Sketches N°5: Brokers' and Marine-store Shops.
Alle schetsen in de Monthly Magazine en Bell's Weeklyzijn humoristische verhalen,
die zich afspelen in kringen, behorend tot de gegoede middenklasse, een kring
waartoe Dickens toen nog niet behoorde. In de eerste Street Sketch Omnibuses ging
Dickens meer beschrijvend dan verhalend te werk en verliet hij zijn vroegere milieu om
tot het leven op straat te komen. De vier volgende Street Sketches vertonen een
verdere afdaling vanaf die vroegere kring, een afdaling, die ook binnen deze vier
Sketches zelf plaats vindt. In Shops and Their Tenants volgt hij het verval van een
bepaald pand. De eerste noodlottige gebeurtenis van dit oorspronkelijk goed ogende
particuliere huis was: "the landlord got in difficulties, the house got into Chancery, the
tenant went away, and the house went to ruin." Laten wij in het midden of Dickens hier
slechts mededeelt, dan wel tevens hekelt. Het was echter zijn lezers bekend: bij
gedingen over geld of goederen voor de Court of Chancery kwam het voor, dat dat
hof de twistappel onder eigen beheer stelde, totdat de beslissing viel. Dat beheer kon
vele jaren duren. De moeilijkheden, waarin de huisheer terecht kwam, is de eerste
'insolvency' in Dickens werken. Het vervalproces werd versneld, doordat de marine-store
dealer, een uitdrager-pandjesbaas (zie Street Sketch N°5) de deurklopper wegnam en
verkocht. Hiermee zinspeelde Dickens op de onhebbelijkheid van pandjesbazen om
niet al te streng op het mijn en dijn te letten, net - zoals wij zagen - hun fortuinlijke
collega's, juweliers geheten, al gingen die niet zelf op 'roof uit. Het pand wordt
opgeknapt, er komt een elegante winkel in en dan begint het verval opnieuw.
Naarmate dat verder voortschrijdt vraagt de schrijver ons medeleven met de oudste
dochter van een winkelier, die iedere nacht, steeds bleker, 'some elegant little triffle for
sale' maakt. En nu reeds wijst hij beschuldigend naar de weigestelden: vrouwen die in