Winter 2004 no.51
10
The Dutch Dickensian Volume XXIV
gedrilde zoontjes. "Conversation" Kenge,
Mrs.jellyby met Borrioobola Gha?? (ga,ga),
Mrs.Bayhem Badger, de familie Bagnet,
Mr.Guppy, die als een grappig visje door
het hele verhaal blijft zwemmen
De benamingen van de leden van het
parlement: Duke Boodle, Lord Coodle, Sir
Thomas Doodle tot en met Noodle en
Zoodie en de toepassingen van de letters
van het alfabet op de naam William Buffy
waren toen al een goede kaskraker denk
ik.
Miss Flite Komisch maar wel grenzend
aan het tragische.
Harold Skimpole In zijn luchtige en
amusante ontkenning van de waarde van
het geld, na zijn ontmaskering door
Insp.Bucket wanneer blijkt dat hij Jo voor
£5.- heeft overgeleverd uit angst voor
besmetting en al eerder ook voor £5.- de
heer Vhóles aan Richard had gekoppeld,
komt een accent dat niet meer komisch is.
Jarndyce heeft wel iets komisch met z'n
verwijzingen naar de oostenwind, maar z'n
"mopper-nadenkkamer" is dat niet écht en
eigenlijk gaat hij wat door de mand
wanneer hij bij het laten zien van Bleak
House II in z'n triomf Esther toch wel door
een tunnel van hartzeer trekt.
Richard Carstone, een vrolijke, gevatte
maar oppervlakkige jongen. Jarndyce
gebruikt een keer de speelse term
"Wiglomeration" die komisch zou kunnen
zijn.
Esther vraagt hem wat hij daarmee bedoelt
en hij antwoordt: "He, Carstone must have
a profession.Wiglomeration, it's the only
name for the thing. He is a ward in
Chancery, my dear. Kenge and Carboy will
have to say something about it; Master
Somebody, a sort of ridiculous sexton,
digging graves for the merits of causes in a
backroom at the end of Quality Court,
Chancery Lane - will have something to say
about it; the satellites will have something
to say about it; they will all have to be
handsomely fee'd allround about it; the
whole thing will be vastly ceremonious,
wordy, unsatisfactory and expensive and I
call it in general, Wiglomeration ('t doet
afbreuk aan de ironie, maar er bestaat écht
een Quality Court
Richard, die zich tegen beter weten in,
verbeten met de zaak blijft bezig houden in
plaats van zich een beroep eigen te maken
en zeker na de woorden van Gridley op z'n
sterfbed gewaarschuwd had moeten zijn.
Even tussen haakjes: in dit hoofdstuk (24)
brengt Dickens zo kunstig de fijne mazen
van het web al gedeeltelijk bij elkaar.
Ada Clare, simpelweg een jonge vrouw die
haar hart volgt en die van het begin af aan
Richard al waarschuwt en de twee lopen
dan verliefd, arm in arm en in een baan
van zonlicht de kamer uit en nog voor ze
bij de deur zijn verduistert een wolk de zon.
Door héél Bleak House is veel effect
verwerkt met licht en donker.
Ook opvallend en vol betekenis zijn de
plaatsen waar de mensen wonen of waar
gebeurtenissen zich afspelen: Holborn met
z'n in middeleeuwse modder
rondstampende dinosaurus alles wat op z'n
weg komt verpletterend, Lincoln's Inn Hall
waar alle aanwezigen zijn verpakt in
onzichtbaar makende mist.
Vervolgens Chesney Wold, bijna
verdronken in de regen; het uitzicht vanuit
Lady Dedlock's kamer op een loodkleurige
lucht, de overlopende stenen vazen op het
terras druppend met een bijna
onheilspellende klank op het stenen pad de
"Ghost Walk" .Het huis in de stad waar de
kamers schitterend zijn in het
societyseizoen en terneerdrukkend
daarbuiten, sprookjesland om te bezoeken
maar een verlaten woestijn om in te
wonen. Thavies Inn, door een poort een
smalle straat met hoge huizen aan
weerskanten als een langwerpige bak om
de mist in vast te houden, met spelende
kinderen die constant van de trap afrollen
en waarvan er één met z'n hoofd tussen de
spijlen van het hek voor het huis komt vast
te zitten.Hier overigens vind ik het begin al
van de komische en verbindende rol die
William Guppy gaat spelen met een "stank
voor dank" effect dat we helemaal aan het
eind nog eens terug zien komen met z'n
hernieuwde aanzoek aan Esther en z'n zo
kort en raak geportretteerde moeder.
En dan het huis van Lorreboer Krook, ik
blijf "croak" zeggen met de uitspraak als
een krassende kraai, dat past ook aardig
tussen de mooie en lelijke, kleine en grote
vogels die we blijven tegenkomen. Een
"crook" is hij niet want dat doet hem
verschrikkelijk tekort. Die niet te
beschrijven winkel en de manier waarop
deze figuur aan z'n eind komt,
onnavolgbaar van fantasie en niet na te
vertellen. Dickens op z'n hevigst
Dat het toevallig niet eens kan, heeft er