Voorjaar 2005 no. 52 WERKELIJKHEID EN VERBEELDING IN DAVID COPPERFIELD The Dutch Dickensian Volume XXV door Dick kooiman Grote auteurs laten zich op verschillende manieren indelen. Bijvoorbeeld naar de mate waarin zij de werkelijkheid weergeven of hun eigen werkelijkheid creëren. Leggen zij zich toe op de kopieerkunst van het dagelijkse leven of laten zij hun eigen fantasie de vrije loop? Ik wil die vraag naar werkelijkheid en verbeelding aan de orde stellen voor het werk van Charles Dickens en dat in het bijzonder voor David. Copperfield, het boek dat dit jaar onze bijzondere aandacht heeft. Wat bij Dickens opvalt is de zorgvuldige registratie van zijn personages, hun gedrag, conversatie en kleding, zodat zij als levende mensen met al hun (on) hebbelijkheden uit het boek naar voren treden. Een dergelijke registratie is alleen mogelijk op basis van nauwkeurige observatie en een scherp oog voor detail. Maar tegelijk voegt Dickens aan die observatie iets toe door bepaalde kenmerken sterk aan te zetten of tot in het karikaturale uit te vergroten, 'the Dickensian eye'. Daarbij kan hij ook gebruik maken van eigenschappen die van bestaande personen zijn afgekeken. Een bekende plaat van Dickens, afgedrukt in Mankowitz1 en als omslag gebruikt door Fido2, toont Dickens in zijn studeerkamer, in gepeins verzonken en gehuld in een wolk met afbeeldingen van figuren en scènes uit zijn romans. Maar Dickens schiep die figuren niet met de ogen dicht. Daarom gaat de tegenstelling werkelijkheid of verbeelding, althans voor wat Dickens betreft, niet op. Dickens beschikte over een grenzeloze verbeeldingskracht, maar de elementen waaruit hij zijn personages opbouwde zijn wel degelijk aan de werkelijkheid ontleend. Een roman waarin bijzonder veel figuren rondlopen uit Dickens' eigen omgeving is David Copperfield (1849-50). En dat is geen wonder, want dit boek heeft, zoals bekend, een sterk autobiografische karakter. Figuren als Micawber, Rosa Darde, Traddles, Barkis en zelfs Dora's hondje Jip zijn gemodelleerd naar originelen in de werkelijkheid. Kendey Bromhill wijdde ooit een artikel aan de originelen in deze roman in de Dickensian.3 In de hoofdpersoon David Copperfield komen we, zoals bekend, Dickens zelf tegen. Zijn eigen jeugd, met als dieptepunt de periode in 'Warren's blacking factory", keert hier terug en schrijft hij als een therapeutische zelfverlossing van zich af. Maar ook andere, Dickens minder nabij staande, personen spelen in deze roman een rol en één daarvan is Miss Mowcher. De dame die ongewild model had gestaan voor Miss Mowcher herkende zichzelf echter in Dickens' beschrijving en tekende protest aan tegen wat zij beschouwde als misbruik van haar persoon. Ik wil hier bespreken hoe Dickens daarop reageerde en zijn tekening van Miss Mowcher in het verdere verloop van de roman aanpaste. In de tiende aflevering van David Copperfield, hoofdstuk 22, doet Miss Mowcher haar intrede in het verhaal. David Copperfield verblijft op dat moment met zijn vriend James Steerforth in Yarmouth, de woonplaats van de familie Pegotty. Daar komt Miss Mowcher de twee vrienden een bezoek brengen en David Copperfield ziet deze dwerg bij het openen van de deur eerst over het hoofd. Vervolgens komt zij binnen waggelen, 'A pursy dwarf, of about forty or forty-five, with a very large head and face, a pair of roguish gray eyes, and such extremely little arms, that, to enable herself to lay a finger archly against her snub nose... she was obliged to meet the finger halfway Zij is gekomen om Steerforth's kapsel te behandelen en neemt daarvoor plaats op de tafel, terwijl zij spotziek een vloed van bloemrijke woorden over de twee vrienden uitstort. Zij werkt ook als manicure en een aardig detail is dat zij nagelknipsels bij zich draagt van een Russische prins. Die nagels, zo merkt zij op, zijn in fatsoenlijke families een betere aanbeveling dan al haar talenten bij elkaar. Als zij, bij uitzondering, luistert, heeft zij volgens de beschrijving de gewoonte haar hoofd loerend op zij te houden en haar ene oog op te draaien, zoals een ekster doet. Afgezien van deze tekening van haar lichamelijk gebrek en de komieke discussie, insinueert deze beschrijving, zij het wel heel indirect, dat zij Steerforth zal assisteren bij zijn poging er met Little Emily vandoor te gaan. Althans er wordt in verband met de kleine Emily gesproken van 1 Wolf Mankowitz, Dickens of London (London, 1976) 234 - 235. 2 Martin Fido, Charles Dickens (London, no date), dust cover. 2 Kentley Bromhill, 'The Originals', The Dickensian XLV (1949) 161ff. 1 7

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2005 | | pagina 14