Voorjaar 2005 no. 52
haar uiterlijk voorkomen had getekend, zoals hij
wel vaker mensen natekende die hij toevallig
tegenkwam en hem passend leken voor zijn
romanfiguren. Dickens wilde haar niet nog meer
slapeloze nachten en tranen bij haar werk
bezorgen en stelde daarom voor '[to] alter the
whole design of the character and remove it, in
its progress, from the possibility of that bad
construction at which you hint.'
Twee dagen later ontving Dickens een brief van
Robert Rogers, een advocaat, die namens Mrs. Hill
nog eens wees op de 'great mental torture injury'
waaronder zijn client geheel onverdiend te lijden
had. De insinuaties betreffende haar zedelijk
karakter [en dus niet haar tekening als koddige
dwerg, D.K.] zouden haar ernstige schade
berokkenen bij de uitoefening van haar beroep.
Maar alvorens de juridische weg te behandelen
had zij besloten zich eerst rechtstreeks tot Dickens
te wenden. En hoewel de advocaat Dickens'
antwoord aan haar niet in alle opzichten
bevredigend vond, deelde hij mee dat Mrs. Hill
voorlopig genoegen nam met de toezegging dat
het kwaad in het vervolg van David Copperfield zou
worden rechtgezet. Haast was daarbij wel geboden
en de advocaat sprak de verwachting uit dat al in
de volgende aflevering met die rechtzetting zou
worden begonnen.
Dickens antwoordde de rechtsgeleerde dat hij
zonder aarzeling de belofte wilde doen dat het
karakter in kwestie zou worden veranderd óm
daarmee alle ongenoegen weg te nemen dat hij
Mrs. Hill onbedoeld had bezorgd. Alleen vroeg hij
dringend er rekening mee te willen houden dat die
correctie alleen maar kon worden aangebracht 'in
the natural progress and current of the story.' Op
de eerste kerstdag van 1849 liet Dickens aan Miss
Burdett Coutts, een rijke medestander in zijn
sociale werk, weten dat de kwestie Mowcher zich
enige tijd dreigend liet aanzien, maar dat hij nu de
verwachting had dat het allemaal zonder verdere
conflicten zou worden opgelost. En zo gebeurde
het ook.
Het duurde even, maar drie maanden later, in
hoofdstuk 32 werd de eerdere indruk van het
karakter van Miss Mowcher inderdaad
gecorrigeerd. Daar beschrijft Dickens een nieuwe
ontmoeting met David Copperfield, opnieuw in
Yarmouth, waar David bij het openen van de deur
verbaasd op een paraplu neerkijkt. Miss Mowcher
toont zich inmiddels heel boos op Steerforth en
diens goddeloze knecht Littimer. Zij jammert dat
zij onwetend behulpzaam was door een brief van
Littimer aan Emily over te brengen. Als David
Copperfield zijn verwondering uit over haar
droefheid, klaagt ze dat onbedachtzame
jongelieden haar houden voor een stuk speelgoed,
zich met haar vermaken en haar weg smijten als
zij moe zijn en zich niet kunnen voorstellen, dat zij
6 Edgar Johson, Charles Dickens: his tragedy and triumph (London,
meer gevoel heeft dan een houten paardje of
soldaatje! Ik heb altijd hard voor mijn
levensonderhoud moeten werken, zegt ze, en als
er mensen zo onbarmhartig zijn om de spot met
mij te drijven, wat schiet mij dan anders over dan
ook met mijzelf en alle andere dingen de spot te
drijven? Ik heb mezelf ook niet gemaakt. Miss
Mowcher en David Copperfield delen het gevoel
dat zij ongelukkige werktuigen zijn geweest in
arglistige handen. Bij het vertrek geeft Miss
Mowcher aan David - en indirect aan alle lezers -
het dringende advies: 'Try not to associate bodily
defects with mental, my friend, except for a solid
reason.' Dat was de kern van het verwijt van Mrs.
Hill aan Dickens en wordt hier heel nadrukkelijk
gepareerd. En David laat Miss Mowcher uit met
een geheel andere mening over haar dan hij
vroeger had gekoesterd.
In hoofdstuk 61 komen we Miss Mowcher nog
een keer tegen, zij het indirect. David bezoekt met
zijn oude vriend Traddles hun vroegere
leermeester en onderdrukker, Mr. Creakle, die nu
magistraat is in Middlesex. Ze brengen met hem
een bezoek aan de plaatselijke gevangenis, waarop
Creakle heel trots is. De voorbeeldige gevangene
Zeven en Twintig blijkt Uriah Heep te zijn ('always
very umble') en de even voorbeeldige nummer
Acht en Twintig de huisknecht Littimer. Zij worden
gestoord in hun stichtelijke lectuur en aan de
bezoekers voorgesteld. Tegenover een verbijsterde
Copperfield en Traddles verklaren zij hun vroegere
dwaasheden in te zien en volledig andere mensen
te zijn geworden. Beide boetelingen geven de
indruk van een hoge zedelijke staat en tonen zich
bekommerd over de zonde die buiten de
gevangenismuren heerst, voor Creakle een bewijs
voor het heilzame van zijn gevangenisstelsel.
Bij navraag hoort David Copperfield dat Littimer
naar het buitenland wilde vluchten, maar op straat
in Southampton werd ontdekt door een
dwergvrouwtje, niemand minder dan Miss
Mowcher. De kleine dwerg had hem herkend en
zich ondanks Littimer's krachtdadige verweer zo
stevig aan hem vastgeklampt, dat de gealarmeerde
politie hen tezamen had moeten inrekenen, omdat
ze niet uit elkaar te halen waren. Zo nemen we in
deze roman afscheid van Miss Mowcher als een
moedige vrouw met nobele principes.
Wat zeggen Dickens' biografen over deze
aangelegenheid? Edgar Johnson schrijft dat
Dickens oprecht betreurde dat hij Mrs. Hill pijn
had gedaan door haar 'grotesque oddity of
physique' te gebruiken voor zijn beschrijving van
Miss Mowcher. Hij deed zijn belofte 'to alter the
design of the character from his original intention'
in latere afleveringen gestand, zodat de lezer niet
anders kon dan met genoegen aan Miss
Mowcher/Mrs. Hill terug denken.Johnson toont
zich dus weinig gevoelig voor Mrs. Hill's
1997) 353-254.
1 9 The Dutch Dickensian Volume XXV