Voorjaar 2005 no. 52 voornaamste verwijt, namelijk dat haar 'evil purposes' werden toegeschreven. Peter Ackroyd wijdt eveneens weinig woorden aan dit incident, maar is wel iets kritischer. Hij noemt Dickens' verontschuldigende brief aan Mrs.Hill en citeert daar uitvoerig uit. Dickens' verweer dat de beschrijving van Miss Mowcher grotendeels was gebaseerd op een andere personage dan Mrs Hill noemt hij 'quite untruthful', wat ik niet anders kan vertalen dan als absoluut onwaar. Ackroyd toont meer gevoel voor de kern van Mrs.Hill's verwijt, n.l. dat Miss Mowcher wordt voorgesteld als onbetrouwbaar, en stelt vast dat veranderingen in latere afleveringen een meer 'creditable light' werpen op Miss Mowcher/MrsHill. John Forster beschrijft Dickens' aanvaring met Mrs.Hill uitvoeriger, maar zonder eigen commentaar op dit voorval. Volgens John Forster, die Dickens' brief aan Mrs. Hill in zijn eigen woorden weergeeft, zou Dickens ook hebben aangevoerd dat Miss Mowcher's favoriete uitdrukking, 'Aint I volatile', was overgenomen van een totaal andere persoon en dat zijn vrienden dat konden bevestigen.Maar in de brief, zoals die in de Pilgrim Editie staat afgedrukt, komt dat argument niet voor. Heel merkwaardig. Misschien beschikte Forster over een andere, meer volledige versie van deze brief dan in de Pilgrim Editie is overgenomen. Ook is het mogelijk dat de cartoon van Miss Mowcher in Punch van 6 April 1851)9 nog in zijn hoofd speelde en dat hij die zonder verder nadenken in zijn weergave van Dickens' brief heeft verweven. Interessant zijn tenslotte twee andere voorbeelden die Forster geeft van figuren uit romans van Dickens die naar het leven zijn getekend en door de lezers werden herkend. De eerste is Mr. Fang in Oliver Twist. Hij is de 'AIN'T I VOLATILE?' A Leech Cartoon in Punch, 6th April 1850 hardvochtige en kort aangebonden magistraat die Oliver voor diefstal dreigde te veroordelen. Voor Mr. Fang gebruikte Dickens een politieofficier in Londen wiens ongunstige karakter hij uitstekend kende, n.l. Mr. Laing 'of Hatton-garden celebrity'. Maar in plaats van hem een ander uiterlijk te geven om identificatie te voorkomen, liet Dickens zich het politiebureau binnensmokkelen om Mr. Laing in levende lijve te kunnen observeren. De tekening die hij vervolgens in zijn boek gaf, was voor de minister van binnenlandse zaken aanleiding Mr. Laing uit zijn functie te ontslaan. In het op David Copperfield volgende boek, n.l. Bleak House, komen we Harold Skimpole tegen, een beschermeling van John Jarndyce die zich in kinderlijke zorgeloosheid verbaast over alle opwinding in de wereld maar intussen schaamteloos profiteert van de gastvrijheid die hij geniet in het huis van Jarndyce. Iedereen herkende in Skimpole ogenblikkelijk Leigh Hunt, een literair journalist en essayist die regelmatig in financiële moeilijkheden verkeerde. Alleen Hunt zelf had niet door dat het om hem ging, maar toen hij daar door vrienden op werd gewezen, trok hij zich dat heel erg aan. Dickens had niet de bedoeling hem te kwetsen, in feite had hij tot tweemaal benefiet voorstellingen georganiseerd ten behoeve van de armlastige Hunt, en deed zijn uiterste best Hunt te verzoenen.^ Dat is hem echter nooit helemaal gelukt. In een verontschuldigende brief aan Hunt sprak Dickens over de spanningsvolle verhouding tussen werkelijkheid en verbeelding die ik aan het begin van dit artikel aan de orde stelde. 'Everyone in writing must speak from points of his experience', schreef hij in 1854 aan Hunt. In die kwalificatie van Dickens schuilt een belangrijke waarheid over zijn werkwijze als auteur, die er op neerkomt dat hij als kunstenaar altijd een compromis zocht 'between invention and representation of the world around him.11 Dickens, kort samengevat, beschikte over een groot scheppend vermogen maar wist dat te verbinden met een buitengewoon nauwkeurige observatie van de mensen om hem heen. 4- 7 Peter Ackroyd, Dickens, abridged edition (London, 2002) 319 - 320. 8 John Forster, The Life of Charles Dicjkens (London, 1874), III: 3. Afgedrukt in The Dickensian XXXI (1935) 305 10 Forster, Charles Dickens, III: 4-9 H Aangehaald in Paul Schlicke (ed.), Oxford Reader's Companion to Dickens (Oxford, 1999) 80. The Dutch Dickensian Volume XXV 2 0

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2005 | | pagina 17