HET ZIJN DE KLEINE DINGEN DIE HET DOEN.
Voorjaar 2005 no. 52
The Dutch Dickensian Volume XXV 2 1
door Guus de Landtsheer
Mijn ervaring is dat je bij ieder 'nieuw'
boek van Dickens de eerste honderd
bladzijden wordt overvallen door een groot
aantal personages met vaak behoorlijk
vreemde namen. (Ik beken daarmee
meteen dat ik nog steeds niet alle romans
van Dickens heb gelezen.) Vooral in de
periode dat ik nog zwijgend deelnam aan
de bijeenkomsten van onze branch en mij
tevreden stelde met een bescheiden
plaatsje op een krukje aan het einde van de
tafel raakte ik de weg nogal eens kwijt bij
al die namen in Dickens's romans. Groot
was mijn bewondering voor die leden van
onze branch die achteloos de ene na de
andere naam vlekkeloos reproduceerden
en zelfs ook nog wisten in welke roman ze
ten tonele werden gevoerd. Al snel leerde
ik, dat je de romanfiguren kunt verdelen in
zij die een hoofdrol vervullen in het
verhaal en zij die slechts van ondergeschikt
of tijdelijk belang zijn. Toen ik daarna
ontdekte ik dat er boeken bestaan waar
alle figuren en situaties
in de romans van Dickens
alfabetisch gerangschikt
staan beschreven,
begreep ik dat er
meerdere lezers van
Dickens behoefte hadden
aan enige ondersteuning
bij het lezen van zijn
boeken. Het inzicht brak
echter definitief bij mij
door toen ik van een
ouder en wijzer lid
vernam, dat het er niet
om gaat alle namen te
weten, maar dat je alleen
de juiste namen op het
juiste moment hoeft te
weten. "Dat scheelt een
heel stuk hoor"!
Daarnaast kreeg ik nog
een onschatbaar advies:
"Het gaat er niet om dat
je weet dat Betsey
Trotwood de tante is van
David Copperfield, of dat Sam Weller de
knecht is van Pickwick. Dat weet iedereen.
Het verhaal; daar gaat het om, en binnen
het verhaal zijn het vaak de kleine dingen
die het doen.
Met bovenstaand advies in gedachte ben ik voor
de tweede keer aan David Copperfield begonnen.
Als Pickwickian vond ik, toen ik het werk enige
jaren geleden voor de eerste keer las niet
onaardig, maar toch geen Pickwick Papers. Maar
deze keer wilde ik proberen mijn aandacht meer
op de details te vestigen.
Van de bijfiguren in het boek sprongen er mij twee
in het oog omdat Dickens hier zijn humor op los
liet op een wijze zoals ik dat tot mijn genoegen zo
vaak bij Pickwick tegen kom.
Het zijn Barkis en Mr. Dick. Beiden spelen een rol
die ik de eerste keer alleen maar bijzonder grappig
vond, maar nu wilde ik er meer over te weten. Bij
Barkis blijft eigenlijk alleen maar die ene zin
hangen: "Barkis is willin". Ik denk dat het in de
wereldliteratuur veruit de kortste zin is waarmee
dat enorm complexe proces van romantiek, liefde
en aantrekkingskracht tussen man en vrouw wordt
behandeld. "Barkis is
willin", een zin
overgebracht door
een jongetje van
onder de tien, die
geen flauw idee
heeft waar het over
gaat! Het succes is
zodanig dat je je
afvraagt waar de
schrijvers van de
boeket-reeks nog
zoveel woorden aan
vuil maken. De
kernachtig vorm en
inhoud van deze
boodschap blijkt in
de loop van de tijd
een enorme
aantrekkingskracht
op de lezers te
hebben uitgeoefend.
Het resultaat is dat
de neerslag daarvan
tot ver buiten het
werk en de wereld
van Charles Dickens
BARKIS IS WILUN'.
'V v y y yy, --