DEATH, DISSECTION AND THE DESTITUDE. eath. Dissection I Destitute Vooijaar 2005 no. 52 door Paul Ferdinandusse Tijdens de herfstbijeenkomst j.l. zei ik iets over het boek "Death, dissection and the destitute", van Ruth Richardson (1987). Hieronder vindt u daar iets meer over. Het boek behandelt de wijze waarop medische opleidingsinstituten in het Verenigd Koninkrijk aan lijken kwamen voor anatomie-onderricht aan het begin van de 19de eeuw. Na een korte vermelding van de belangrijkste inhoud (aangevuld met informatie uit andere bron) volgt - uiteraard - iets over het verband met het werk van Dickens. Zoals bekend begon de moderne anatomie in de Renaissance, met name in Italië, waar anatomie- scholen ontstonden, en waar het werk verscheen van de eerste twee grote anatomen, Leonardo da Vinci and Versalius. Da Vinci's werk op dit terrein bleef onbekend tot laat in de 18de eeuw, maar "De Humani Corpus Fabrica" van Versalius verscheen in 1543, het eerste anatomie leerboek. Het grote probleem voor de anatomen was het zeer schaarse aanbod van lijken. Dit hield verband met de wijdverspreide opvatting, te vinden in zeer veel traditionele culturen, en ook in het Christelijk geloof in die tijd, dat het lichaam na de dood intact moest blijven, teneinde de overgang naar een hiernamaals mogelijk te maken. In Schotland kreeg het "Edinburgh College of Surgeons and Barbers" koninklijke bescherming in 1506 van James IV In Engeland gebeurde iets dergelijks in 1540. Deze bescherming hield o.a. in dat lichamen van bepaalde misdadigers na hun executie ter beschikking werden gesteld van de anatomen. Dat kon wel, immers voor zeer ernstige misdaden bestond de straf niet alleen uit het ter dood brengen maar ook uit het daarna niet intact laten van het lichaam, bijvoorbeeld door vierendelen of door het lichaam aan de galg te laten hangen. Dit aanbod (in Engeland eerst vier lichamen, later iets meer) was veel te weinig. Naast de officiële Company of Surgeons, waren er veel private opleidingsinstituten ontstaan, in Londen alleen al werkten 24 anatomie leraren in de periode 1701- 1744. Deze scholen hadden veel meer lichamen nodig dan officieel ter beschikking werden gesteld, en ze verkregen die door koop. Ter dood veroordeelde misdadigers, wier lichaam niet ter beschikking zou worden gesteld, werden soms wel bereid gevonden om het te verkopen. Niettemin D g <11)4 I lie* tap- ontstonden in die gevallen soms rellen na de executie, als familieleden of andere omstanders beletten dat de lichamen werden meegenomen. Toch werden in 1826 592 lichamen ontleed door studenten aan de Londense anatomie scholen. De meeste van deze lichamen waren verkregen door grafroof. Aanvankelijk roofden de (toekomstige) chirurgen de lijken zelf uit hun graven, maar tegen het eind van de 18 eeuw lieten ze dit werk over aan anderen, de "body snatchers", of "resurrection men". Het stelen van lijken was in die tijd niet strafbaar, omdat een lijk in juridische zin niet als een zaak werd beschouwd. Een lijk had dus geen eigenaar ("the only lawful possessor of the dead body is the earth"). Grafrovers waren wel strafbaar als zij zich zaken toe-eigenden die met het lijk begraven waren, zoals lijkwaden of sieraden. Natuurlijk probeerden velen om deze roof te voorkomen. Begraven worden in een kerk, kapel of familiegraf, en/of in een speciale doodskist (bijv. een "patent cast iron coffin") bood meer bescherming dan een eenvoudige kist in een afgelegen hoek van een kerkhof. Ook werd wel op kerkhoven de wacht gehouden gedurende een aantal nachten. Maar het "body snatchen" ging door, steeds brutaler. De vraag naar lichamen bleef bestaan en nam toe, de private scholen moesten wel, uit concurrentie-overwegingen. In de jaren 1827-1828 werden in Edinburgh 16 mensen vermoord en hun lichamen verkocht. Dit gebeurde in een goedkoop pension waar zij woonden, door twee mannen Burke en Hare. Later werden meer van dergelijke moorden ontdekt, waarvoor het werkwoord to burke" of "burking" 2 4 The Dutch Dickensian Volume XXV

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2005 | | pagina 21