Voorjaar 2005 no. 52
VRIENDENBRIEF AAN ONZE
DONATEURS
The Dutch Dickensian Volume XXV
door Liesbeth van Aalst
Sinds kort bent u donateur van de Dickens
Fellowship en als zodanig een onderwerp
van nieuwsgierigheid in uw vriendenkring;
wat kan u -de soberheid en ingetogenheid
zelve- hebben bewogen tot een dergelijke
daad van roekeloosheid?
Heeft men u een zwaar verzilverd Pickwick
theebusje in het vooruitzicht gesteld?
Bent u gezwicht voor de gladde spreker, die u
onlangs in de supermarkt bij de revers greep en zó
meesterlijk oreerde, dat elke gedachte aan
diepvriesdoppers en een zak bintjes plaatsmaakte
voor de drang, uw handtekening te zetten?
Komt uw donateurschap wellicht voort uit een
levenslange ambitie, intellectueel over te komen?
Neen! Wij weten wel beter! U bent één van de vele
miljoenen die, sinds de jaren dertig van de
negentiende eeuw, Dickens leest en herleest en
daar -vanuit uw eigen persoonlijkheid- van geniet
Want geen twee lezers zullen hun waardering voor
de schrijver op dezelfde wijze ervaren; de wereld
waar wij door Dickens worden binnengeleid,
wordt door ieder van ons 'gevoeld' vanuit onze
eigen -unieke- belevingswereld.
En dat geeft meteen het meesterschap van Dickens
aan; de lezer voelt de aanwezigheid van de man in
de woorden en beelden, waarmee hij zijn
magische wereld op ons overbrengt.
En wat een wereld! Bevolkt door ontelbare
betoverende, nachtmerrieachtige, simpele en
complexe wezens die ons blijven boeien, omdat ze
van alle tijden zijn in hun eigenschappen en
karakters: liefde, haat, hebzucht, humor en
verlangen. Zij bewegen zich in een wereld, die - in
vele opzichten- onherkenbaar is veranderd; wie
heden ten dage het Londen van Dickens wil
ontdekken, dient over zeer gedetailleerde
aanwijzingen èn onvermoeibaar voetenwerk te
beschikken.
Maar tijdens het lezen van Oliver Twist is het krot,
waar Fagin zich ophoudt, ons vertrouwd als het
eigen huis. We ruiken de stank van misdaad en
armoede, als we - samen met Jo in Bleak House-
schuifelend langs de muren van Tom all alone's
gaan.
En de Dickensiaanse humor is zó niet-gedateerd,
dat het gisteren geschreven zou kunnen zijn; een
wonder op zich. Immers, geen communicatie
tussen mensen raakt zó snel gedateerd als humor;
bij het beluisteren van cabaretfragmenten uit de
veertiger- of vijftiger jaren, is onze glimlach
voornamelijk nostalgisch, en niet zelden ontgaat
ons zelfs de pointe van een grap.
Lezen wij echter een stukje mrs. Gamp of een
dialoog van Sam Weller en mr. Pickwick, dan is er
geen enkele sprake van vervreemding; de tekst
zou gisteren geschreven hebben kunnen zijn.
Een geniale verteller dus, maar is het literatuur??
Ja, op die vraag kun je wachten; hét onderwerp
voor saaie feestjes, omdat men het hierover nooit
eens wordt. Spreekt men met iemand die het
denkt te weten, dan ontstaat al snel de indruk, dat
de persoon van het Nederlands op het Fins is
overgegaan, of dat hij de gebruiksaanwijzing van
een nieuw soort keukenapparaat voorleest.
Nog nimmer heeft iemand mij in simpele
bewoordingen kunnen uitleggen, wat literatuur
onderscheidt van lectuur en ik moet zeggen, dat ik
dit niet als een gemis ervaar; hoewel het bijzonder
interessant is, te weten hoe de compositie van
tekst of muziek in grote lijnen is opgebouwd, moet
men mij daar niet mee lastig vallen als ik tot
tranen toe geroerd ben door het Requiem van
Mozart, of een sombere bui weggrinnik met
behulp van Sam Weller.
Desalniettemin ben ik bij een poging, Barbara
Cartland te doorgronden, gestopt bij bladzijde
twee; men hoeft geen Neerlandicus te zijn om het
in te schatten voor wat het is: vlotgeschreven
ontsnappingslectuur (die de dame overigens méér
geld heeft opgebracht dan Dickens.)
Maar mag ik erop wijzen, dat tijdens het leven van
Charles zijn werk door bepaalde critici en mede
auteurs werd afgedaan als niet literair alleen al
vanwege het feit, dat hij geen klassieke opvoeding
had genoten? Een béétje schrijver van formaat
toonde zijn eruditie door links en rechts wat
Griekse of Latijnse citaten te strooien.
Voor de 'emotionele' lezer, degene die zich laat
meeslepen door ritme en kleur van het taalgebruik
en het meesterlijk vertellen van een verhaal, is
Dickens zonder twijfel een geniaal schrijver. Dat
hij ook technisch zeer bekwaam was, hebben vele
taaldeskundigen bevestigd.
Mijns inziens is hiermee aan alle voorwaarden
voor het fenomeen 'literatuur' voldaan en kunnen
we fijn verder lezen; de emotionele èn de
analytische Dickensiaan, verenigd in hun
bewondering voor een schrijver, die als volgt
wordt aangeduid in het voorwoord van Jane
Smiley's biografie 'Charles Dickens': "Among
English writers, Dickens's only peer, in terms of
general fame, worldwide literary stature, and
essential Englishness, is William Shakespeare?"
Zo, die zit; deze mevrouw met de vrolijke
achternaam heeft de spijker op z'n kop geslagen.
2 7