Zomer 2005 no. 53 The Dutch Dickensian Volume XXV enthousiast gezocht naar 'sporen van Dickens' in het werk van Cremer. De roman die met enige nadruk als Dickensiaans wordt aangeduid, zij het bij Sanders wel als een mislukte, is Cremer's tweede, Daniël Sils. Hij zegt daarover het volgende: Daniël Sib speelt gedeeltelijk in Amerika. We zijn in een tijd, die een grote belangstelling voor dit werelddeel toont, Emigratie naar het rijke Goudland werd gepropageerd als een middel om de groeiende werkloosheid en het toenemend pauperbme in eigen land te bestrijden Ook in de literatuur - Dickens"Martin Chuzzlewit' is één van die voorbeelden- kwam deze belangstelling tot uiting10. Een bewijs voor het navolgen van Dickens kan ik hier nog niet in vinden, eerder dat veel schrijvers, waaronder Dickens, het onderwerp: Amerika, op hun programma hadden staan. Sanders geeft echter nog niet op want verderop zegt hij: Deze tweede roman staat sterk onder invloed van Dickens. Het b moeilijk bepaalde figuren van de Enge be schrijver aan te wijzen, die Cremer tot voorbeeld hebben gediend. Maar Daniël Sib, Dries Volter, juffrouw Kwekel, Simon Knippel en de dames Bros doen herhaaldelijk denken aan typen uit werken ab 'Oliver Twbt', en vooral 'David Coppeifield' terwijl de familie Papaver ons - wellicht via de familie Stastok [uit de Camera Obscura] - 'The Pickwick Papers in herinnering brengt. Met Dickens heeft Cremer [hier] de grote karaktertekening gemeen, maar de laatste overtroeft hierin zijn voorbeeld11. Vooys is in zijn stellingname duidelijker. Volgens hem heeft Cremer tijdens het schrijven van Daniël Sils duidelijk Hard Times van Dickens voor ogen gehad12: Bij de opzet van de roman stond "Hard Times" van Dickens hem voor de geest. Bounderby, de egobtbche parvenu-fabrikant, wordt verkleed tot de harteloze Degen. De kleuren zijn vergrofd tot een echte karikatuur: de rijke fabrikant komt bij voorkeur ten tonele met een 'glimmende mond' van de pas genoten smulpartij, en blijkt later de schurkachtige verleider geweest te zijn van Hanna's moeder. Voor Cremer kon zo'n man niet een geachte stand vertegenwoordigen: zijn schoonzoon Bronsberg, de model-fabrikant naar Cremer's opvatting, staat dus naast hem. De slechte fabrikant krijgt zijn straf door een beroerte, ab een arbeidersoproer dreigt; de goede herstelt de maatschappelike orde. Degen verkondigt de stelling: 'Philanthropen en fabrikanten zijn geen vogeb van dezelfde veeren'; Bronsberg overlaadt de ondankbare arbeiders met weldaden, door het volle loon uit te blijven betalen wanneer de fabriek verwoest b. Ook de arbeidersfiguur bij Dickens, Stephen Blackpool, moest verdubbeld worden. Bij Cremer vinden we ab zijn geestverwant: Abel, de gelovige, berustende arbeider, die zijn dochter Klaartje ziet sterven ab slachtoffer van de fabriek. Maar daarnaast komt ab Cremer's ideale arbeider de meer 'verlichte' Wouter Glover. Hij b de edele, moedige, zelfopofferende, die gloeit bij de aanschouwing van het onrecht, die de leider wordt van het verzet. Naast de vraag in hoeverre Cremer in zijn literaire werk als een Nederlandse Dickens beschouwd kan worden blijken er ook nog ander facetten aan de schrijver te zitten, die aan Dickens doen denken. Het zijn niet de romans die de tijdgenoten in vervoering brachten. Zijn kracht lag meer bij zijn novellen. Deze schreef hij in een kunstmatig Betuwsch dialect en werden een groot commercieel succes. En juist in dat laatste doet hij mij in ieder geval heel erg aan Dickens denken. Voor uitgevers was Cremer namelijk geen makkelijke klant. Wilde men zijn werk uitgeven dan moest er een behoorlijk bedrag voor worden neergeteld. Overtuigd als hij was dat zijn Betuwsche- en Overbetuwsche novellen kaskrakers, waren slaagde hij er in de eerste schrijver in Nederland te worden die van zijn beroep kon leven. Hij presteerde het zelfs uitgevers zover te krijgen dat ze genoegen namen het recht tot uitgave van zijn werk, slechts voor enkele jaren te mogen huren. Die zelfde handelsgeest zien we ook terug bij zijn lezingen uit eigen werk13. Ook hierin toonde Cremer zich net zoals Dickens een ware meester: Bij het voordragen van zijne verhalen gaf Cremer de menschen weer, zooab hij die bij het schrijven in zijn geest gezien had, tot in de kleinste eigenaardigheden toe. Die personen toch leefden voor hem en hij kon ze dan ook, gelijk hij het wel eens deed, uitteekenen. Die gaaf van weergeven was bij Cremer zoo sterk, dat hij zelfs de bewegingen van dieren uitdrukte: een opkijkend paard, een voortrennenden hond, een staanblijvend hert gaf hij ook bij zijne voordracht aan, door een enkele beweging en blik, en het was altoos jubt. Wij hebben hem in zijn zwarten rok en staande in een spreekgestoelte, op onverbeterlijke wijs zien aanduiden het optreden van eene zangeres met een langen sleep, die op een concert een solo 10-Sanders blz. 18. 11-Sanders blz. 19. 12-de Vooys blz. 155. 13-Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1880 blz. 132-133. 14-Ibidem blz. 120-121 1 7

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2005 | | pagina 18