Zomer 2005 no. 53 Conclusie: Biografische gegevens19: The Dutch Dickensian Volume XXV zingen kwam. Toen hij meer en meer voordrachten of lezingen hield, wilde hij dan ook zoo vrij mogelijk staan, en liefst niet met een scherm of beschot achter en een klankbord boven zich. Hij moest zich kunnen bewegen en de armen vrij houden14. Uit alle uithoeken van het land kwamen uitnodigingen voor hem om zijn werk te komen voorlezen. De bedragen die hij daarvoor vroeg en ontving waren zeer behoorlijk, ja zelfs vorstelijk te noemen. Zo ontving hij in 1867 voor twintig lezingen vierduizend gulden15. Om de vergelijking met Dickens nog even vol te houden, evenals Dickens leed onder de fysieke inspanningen van zijn lezingen, leed ook Cremer onder de zijne. Heel zijn leven heeft hij getobd met een zwakke gezondheid waar die vele reizen bepaald geen goed aan deden. Tot slot wil ik nog antwoord geven op de vraag waarom Cremer een vergeten schrijver is geworden. Ook hier vinden we bij de door mij aangehaalde schrijvers een antwoord. Tijdens zijn leven zien we dat Huet al vindt dat Cremer in zijn schrijven 'het' er te dik bovenop legt vandaar zijn vergelijking met een banketbakker. In 1912 is Kalff, als het om de romans van Cremer gaat, nog strenger in zijn oordeel. Hij heeft ze gewogen en te licht bevonden. Een eerste poging op dit gebied: Daniël Sils (1856) gaf geen recht veel te hopen; doch misschien zou blijken dat de auteur zich ontwikkeld had, toen hij in 1867 optrad met een roman in drie deelen, getiteld Anna Rooze, twee jaar later gevolgd door Dokter Helmond en zijn vrouw. Geen van beide was in staat zulk een verwachting te bevredigen: de bouw dezer romans, de karakteristiek, de stijl zijn middelmatig, zwak of slecht; te vergeefs tracht de auteur door bonte veelheid van gebeurtenissen, een kaleidoscoop van toestanden en personen, in Anna Rooze ook nog door veelheid van dialecten en allerlei kromtaal, de innerlijke leegheid van zijn verhaal aan te vullen. Al te duidelijk - en voor den gevoeligen, verwenden auteur al te pijnlijk - bleek dat in den roman zijn kracht niet lag16. De Vooys breidt de kritiek van Huet in 1947 uit naar een hele lichting schrijvers: Juist die dichterlijkheidis de oorzaak dat uit de zwoele broeikas van Cremer's romantiek geen kunst van betekenis kon voortkomen, omdat door hem en de meeste tijdgenoten, in proza als in poëzie, het dichterlijke gezocht werd in het kleed van retoriek, waarmee de werkelijkheid omhangen en verhuld werd17. In 1986 herhaalt Huygens dat nog eens kort en bondig door te stellen dat: [Cremer] richt zich teveel op effectbejag en tegenstellingen in zwart wit18. Was Cremer een Nederlandse Dickens? In zijn tijd werd hij door velen in Nederland wel degelijk zo gezien. Er zijn in het bovenstaande artikel ook zeker elementen aangedragen die voor een "jazeker" als antwoord op de gestelde vraag pleiten. Daarentegen zijn schrijvers die vergeten zijn, terwijl hun werk nog gewoon in de bibliotheek aangevraagd kan worden, niet zonder reden vergeten. Zelfs het andere geluid van Marita Mathijsen in 2005 doet niets af aan het feit dat gedurende hondervijfentwintig jaar en met de kritiek van Huet meegerekend zelfs nog langer, de kritiek op zijn werk een buitengewoon constante is. Hij haalde qua stijl en inhoud eenvoudig niet het niveau van 'onze' Dickens. Dat neemt niet weg dat we de invloed van hem op de maatschappij waarin hij leefde zeker niet moeten onderschatten. Tenslotte kreeg hij het met zijn publicaties wel voor elkaar dat er iets gedaan werd aan het sociale kwaad van de kinderarbeid. Wat moet er mooier zijn voor een schrijver nog tijdens je leven te zien dat je gelijk krijgt op een punt waar je je bijzonder voor hebt ingezet. En dat ze je vervolgens na je dood niet meer lezen? Ach! O ja, de leerling van het werkstukje in het begin van het artikel heeft een acht gekregen, volgens de richtlijn: een tien voor Onze Lieve Heer, een negen voor de Meester en een acht voor de Leerling. Jacobus Jan Cremer geboren 1 september 1827 te Arnhem, overleden 5 juni 1880 te Den Haag. Na zijn huwelijk in 1852 woonachtig te Loenen a.d. Vecht, vanaf 1857 in Den Haag. Stamde uit een welgestelde, kunstzinnige familie en toonde reeds vroeg talent voor tekenen, voordracht en toneel. Opgeleid voor schilder, ging hij zich echter wijden aan de literatuur. Succes behaalde hij echter met de gedeeltelijk in dialect geschreven dorpsvertellingen, welk genre hij daarmee in Nederland introduceerde en waarin hij veel navolging vond. 15-Sanders blz. 52-52. 16-Kalff blz. 158. 17-de Vooys blz. 158. 18-Huygens blz. 65. 19-http://www.dbnl.nl/auteur.php3?id=crem001 1 8

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2005 | | pagina 19