Dickens, a joy for ever! Zomer 2005 no. 53 The Dutch Dickensian Volume XXV door Liesbeth van Aalst Niemand zal ontkennen, dat het lezen van Dickens een positieve invloed heeft op de mens; elke dickensiaan kent de heilzame werking op vrijwel elke functie van lichaam en geest die het lezen van wat hoofdstukken Pickwick of Dombey tot gevolg heeft. Allereerst is daar ons arm, oververhit brein dat zich- verlost van dagelijks getob over futiliteiten als carrière en relatieproblemen- ontplooit tot in de meest afgelegen lobben en zenuwknopen. Recent onderzoek heeft uitgewezen, dat zelfs in bepaalde cellen - in onbruik geraakt en dientengevolge ernstig verschrompeld - een wonderbaarlijke opleving plaats vindt bij regelmatige blootstelling aan woorden van de meester. Ik noem slechts één van de vele voorbeelden: de lobus imaginarius door de heer prof. E. Blabatszky BSA. NMR XYZ (etc) triomfantelijk aangetoond in de jaren vijftig van de vorige eeuw, als de zetel van de menselijke verbeeldingskracht, (zie no 7) Dit groepje cellen (in aanzien gelijkend op het kabouterhoofdje dat men in pinda's vindt) beleeft haar bloeitijd in de kinderjaren en sterft na de pubertijd door verwaarlozing geleidelijk af bij zo'n 90% van de bevolking. Een fenomeen dat men overtuigend aantreft bij het bezoeken van belangrijke voetbalwedstrijden of het volgen van amusementsprogramma's bij de commerciële tv zenders. Welnu, men hoeft geen academische graad te bezitten om hier lichtelijk in paniek te geraken, immers: een volk zonder inbeeldingsvermogen levert dan misschien plichtsgetrouwe werkers die goed voor vrouw en koters zorgen maar denkt u eens in: een volk, dat nooit op de rug in het gras de hele wereldgeschiedenis ziet voorbij trekken in het wolkenspel. Een volk dat het inbeeldingsvermogen mist om schoonheid te waarderen tenzij die wordt voorgeschreven door reclamemakers en trendsetters. Ja, een volk dat zijn organen laat verschrompelen in gelatenheid onder het motto: mijn grootvader was een beste man en die miste z'n lobus ook niet. U begrijpt, hier moest worden ingegrepen en het moet gezegd: de overheid nam geen halve maatregelen. Prof. Blabatszky kreeg de beschikking over een riant pand in Amsterdam en navenante subsidie en ging ferm aan het werk. Ruim veertig jaren en honderden medewerkers en proefpersonen later heeft het onderzoek het onweerlegbare feit opgeleverd: niets stimuleert de lobus imaginarius zó krachtig als het magisch taalgebruik van Charles Dickens. Toegegeven: ook Goethe, Zola, Couperus en mevrouw Austen dragen hun steentje bij, maar de lobbus als waargenomen bij Dickens lezers is een ware gigant, blakend van gezondheid. Een en ander is door Blabatszy op onnavolgbare wijze beschreven in zijn voortreffelijke dissertatie: "Lobus Imaginarius: a lost treasure?" (uitg. C. Wiggebeen Amsterdam 2002). Helaas heeft deze triomf der wetenschap geen maatregelen opgeleverd ter verbetering van de situatie; nog steeds is er geen wereldwijd krachtig beleid, dat zich daadwerkelijk richt op de talloze ongelukkigen die in hun onwetendheid verschrompeld voortsukkelen. Op zich geen wonder als men de huidige leiders in ogenschouw neemt; totaal geen ruggengraat en al helemaal geen verbeeldingskracht. Ik wil niet persoonlijk worden, maar ik vind de heer Balkenende niet bepaald een Dickensiaanse uitstraling hebben (behalve misschien in zijn negentiende eeuwse aanpak van ouden van dagen en chronisch zieken). En Bush zou er beter aan doen, met z'n neus in de Pickwick Papers te zitten dan 'm overal ter wereld te steken waar ie niets te maken heeft. Dat is mijn mening en ik weiger 'm te geven voor een betere; het moet maar eens uit zijn. Met lovenswaardige ijver heeft men eeuwenlang de bijbel over de wereld verspreid; geld noch hersenspoelingsmethoden worden gespaard om ons naar Idols te laten kijken, het hoogtepunt van onze Kuituur; miljoenen worden gespendeerd om ons duidelijk te maken, dat de afwas niet schoon wordt zonder Dreft en een simpele campagne ten 5

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

The Dutch Dickensian | 2005 | | pagina 6