iL
Najaar 2005 no. 54
schoenlapper en wasvrouw, lag het in de lijn der
verwachtingen dat Hans Christian de rest van zijn
leven in net zo'n volkswijk als waar zijn ouders
een éénkamerwoning huurden, zou doorbrengen.
weken, als zijn met optredens verkregen fooienpot
leeg zou zijn, hij op hangende pootjes terug zou
komen.
Zo zien we hem in 1819 alleen in Kopenhagen aan
jkomen met als enige ondersteuning een
Het vakmanschap van zijn vader stelde niet veel
voor en zijn moeder, die al eerder een
buitenechtelijk kind had gekregen, kwam uit een
familie waarvan de vrouwen een niet al te beste
reputatie hadden. Het leek er zelfs op dat het hem
nog slechter zou vergaan dan zijn ouders toen zijn
vader om de financiële toestand van het gezin wat
te verbeteren zich als remplagant beschikbaar
stelde voor het Deense leger. Denemarken was in
die tijd een bondgenoot van Napoleon en deed
daarom mee aan de vele Europese oorlogen.
Gevochten heeft zijn vader niet, omdat Napoleon
bijtijds werd verslagen, maar de desondanks had
hij tijdens het troepentransport naar de Duitse
slagvelden al zoveel ontberingen meegemaakt dat
zijn lichaam daar niet meer van herstelde en hij
stierf in 1816 toen Hans Christian elf jaar was.
Vanaf dat moment moest zijn moeder alleen voor
een inkomen zorgen wat niet of nauwelijks lukte.
Een tweede huwelijk was dan ook onvermijdelijk.
Voor Hans Christian hij werd nooit alleen bij zijn
eerste voornaam aangesproken) die alleen met
zijn vader echt contact had gehad was het leven in
deze omgeving traumatisch. Een zachtaardige
dromerige jongen die zijn tijd doorbracht met het
luisteren naar de volksverhalen die in die tijd nog
door de bewoners van deze volksbuurt werden
verteld en zich niet kon verweren tegen de
straatjongens in zijn buurt was het vooruitzicht de
rest van zijn leven in zo'n omgeving te moeten
doorbrengen een verschrikking. Op zijn veertiende
kreeg hij het uiteindelijk voor elkaar dat zijn
moeder hem toestemming gaf om naar
Kopenhagen te reizen om daar beroemd te
worden. Het idee dat hij daar zou slagen als
zanger, danser of toneelspeler had zich bij hem
vastgezet door zijn optredens voor de
werkvrouwen in zijn buurt. De kennissen en zijn
moeder waren er van overtuigd dat hij na enkele
j introductiebrief van een bekende drukker
'i I Christian Iversen in Odense bij zich voor Anne
\|.,j Margarethe Schall, de bekendste ballerina aan
het koninklijk theater in Kopenhagen.
Andersen had die na lang soebatten van hem
losgekregen hoewel hem verteld was dat deze
drukker de kunstenares nog nooit had
ontmoet. Een mislukking van dit avontuur lag
5|dus voor de hand. Dat dit uiteindelijk niet het
geval was kwam door twee zaken. Ten eerste
bleek Andersen zo wereldvreemd te zijn dat hij
zich zonder schroom bij iedereen die maar iets
te betekenen had in het culturele wereldje van
de hoofdstad liet zien en daar zijn kunsten
vertoonde. Ten tweede was de sfeer in
Kopenhagen van dien aard dat er inderdaad
een bereidheid aanwezig was om nieuw talent op
weg te helpen. Uiteindelijk werd hem een kans
geboden om aan het leven van de volksmassa te
ontsnappen. Omdat zijn opleidingsniveau veel te
laag was om een mogelijk talent bij hem de kans
te geven zich te ontwikkelen werd hem een beurs
aangeboden om een gymnasiumopleiding te
volgen. Het was wel niet wat hij zich op zijn
zoektocht naar succes had voorgesteld, maar
omdat al het andere was mislukt begreep hij dat
dit zijn laatste kans was om aan een leven in een
volksbuurt te ontsnappen. Dit patroon van
voortdurend proberen weg te komen uit een
situatie waar armoede en eenzaamheid dreigde en
steeds maar weer gebruik maken van contacten uit
de bovenlaag van de samenleving om zo de
aandacht en het aanzien te krijgen waar hij niet
zonder kon zien we tot aan zijn dood in 1870.
Omdat schrijven het enige was wat hij kon en
waar hij echt goed in was en Deens een te klein
taalgebied was voor schrijvers om van hun pen te
kunnen leven dreigde de armoede voortdurend.
Hij had natuurlijk huisleraar of journalist kunnen
worden, maar dat was nu juist het leven dat hij
niet wilde. Hij beschouwde zich als dichter en
kunstenaar en iets anders kon of wilde hij niet
zijn. Dat hem dit uiteindelijk lukt dankzij zijn
connecties in de hogere kringen tot aan die van
vorsten en vorstinnen toe en zijn onmiskenbaar
talent voor het beschrijven van de echte wereld in
de fantasiewereld van het sprookje, dat juist in de
Romantiek volop in de belangstelling stond, mag
als zeer bijzonder en een groot succes worden
genoemd. Des te opmerkelijker is dat hij zich in
plaats van dit succes te koesteren voortdurend
beklaagt over zijn leven. Tevreden was hij pas als
alles en iedereen om hem draaide en zelfs dan nog
schreef hij achteraf in zijn dagboek hoe eenzaam
en ziek hij zich had gevoeld waarbij hij de
2 6
The Dutch Dickensian Volume XXV